Inleiding
Vrede zij u, dat is het Woord van Jezus in het Evangelie van deze Zondag. Een prachtige voorjaarsdag met ontluikend fris groen. Dat wijst al naar Pasen, naar nieuw leven.
In onze kapel, hoewel iets minder luisterrijk dan Paaszondag, zijn de tekenen en symbolen van de Opgestane Heer rijkelijk aanwezig:

Boven het altaar de beeltenis van de Opgestane op het kruis met aan de einden van de kruisbalken gestileerde bloemen, teken van nieuw leven over de dood heen.
En de Paaskaars, gezegend in de Paasnacht, met de wierookkorrels die verwijzen naar de Kruisdood. De Opgestane Heer IS de gewonde Christus, beeld van hoop; maar ook van solidariteit met de wonden, het lijden in onze wereld. De wonden die de apostel Tomas deze zondag mag aanraken. Op Witte Donderdag werden alle 12 apostelen sprekend opgevoerd.

Tomas sprak: “Al toon ik het maar zelden, toch ben ik angstig, onzeker en vol twijfel binnenin.Het is voor mij zo moeilijk mijn manier van leven te veranderen. Ik houd van planning, van zekerheden, van wat ik kan zien en vastpakken”

Hoe zijn deze woorden ons menselijk nabij en herkenbaar! wat betekent het voor hem, Jezus te mogen aanraken?

Overdenking
Gedeelte uit de Paasbrief van Abt Denis, Abdij van Berne; 28 maart 2024.
 We vieren Pasen, het hoogfeest van het christendom. Jezus van Nazareth is niet in de dood gebleven. Hij is opgewekt ten leven. Alleluia.  Zo vieren we Pasen als overwinning op de dood. 
Jezus zag voorbij het kruis, voorbij de dood en voorbij de uitschakeling. Dwars door het lijden heen zag en vond en ging hij de weg naar nieuw leven toe. De dood is niet het einde. Uitgerekend dit deel van het verhaal van deze dagen  is het troostende, diep hoopgevende deel van het paasverhaal. Juist dat deel moeten we aanhouden tegen de hopeloze situaties die we elke dag in het nieuws zien, van klimaatrampen tot menselijke ongerechtigheden op zoveel verschillende fronten. Ten diepste kun je niet goed leven als er geen uitzicht is op een goede afloop; als er geen grond onder je voeten is. 

Elke Pasen weer is vertrouwen een voorwaarde om vooruit te kunnen. Juist omdat je veertig dagen lang voluit door het lijden heen kruipt, met als ultiem pijnlijke climax de kruisiging op Goede Vrijdag. In die dagen denk je bewuster aan al het leed waarvan je in andere maanden misschien zelfs wel probeert weg te kijken. Zo’n bijzondere, sterke tijd is goed en noodzakelijk. Het zorgt dat je probeert dichter bij je gevoel te komen en daar ook wat te vertoeven. Het zorgt er voor dat je je medebroeders/ zusters, zoveel betrokkenen , je medemensen en – schepselen niet vergeet, en dat je in actie komt om de juiste dingen te doen: daar aanwezig zijn waar je in Gods naam aanwezig moet zijn. Maar als dat geen grondtoon heeft van vertrouwen, als je het niet fundamenteel uit handen kunt geven aan de Eeuwige, word je vroeg of laat door het kwaad overspoeld en overrompeld. Ik kan persoonlijk geen vrede brengen in Oekraïne en Gaza, maar ik wil in een God van vrede geloven. Ik kan persoonlijk geen aardbeving of welke natuurramp ook voorkomen, maar ik wil geloven in een God van herstel. Ik kan persoonlijk het klimaat niet redden, maar ik geloof in een God vol liefde voor de schepping. Met die God wil ik meewerken, aan die God wil ik mij blijven toevertrouwen.

Telkens weer – en ik heb het al meer laten weten en er ook meermaals over geschreven  – word ik begeesterd door het lied van Huub Oosterhuis: ‘Dan zal ik leven ‘. Het ontroert me als ik het hoor zingen en dat geldt heel bijzonder als het in een viering is waar ik meevier of mag voorgaan. Het is een lied waar het Bijbelse visioen van de opstanding wordt verbonden met onze vragen, hoop en verlangen met betrekking tot het leven na de dood. Waar blijven onze gestorven geliefden, ouders, kinderen; wat blijft er van ons leven over als het niet eenvoudig ‘niets ‘ is ? De antwoorden worden niet ver gezocht, in moeilijke theologieën. De gebruikte beelden gaan over de volheid van het leven zelf, over vruchtbare aarde en herstelde menselijke verhoudingen.  In prachtige beeldspraken wordt toekomst aangezegd en moed ingesproken. Alles wat dit leven moeilijk en ingewikkeld maakt, wat aanleiding geeft tot conflicten en oorlogen, is achter de horizon verdwenen; alles is omstraald door een helder, niet verhullend licht, dat bovendien dragelijk is. De mist is opgetrokken. Dat is opstanding.
Ook de aarde is ‘nieuw’. De dorre vlakte – de woestijn, de steppe – staat vol koren, rijp om te worden geoogst, om brood te worden voor allen.
‘Dan zal ik leven ‘ vertelt het verhaal over die ene toen, dat het zo mag, nee dat het zo zal zijn: ik zal, jij zult, hij zal, wij zullen leven. Het zijn maar woorden en beelden. Tegen de dood. Om niet te hoeven zwijgen.

            Dan zal ik leven
            Wij overnachten in elkaars schaduw.
            Wij worden wakker van het eerste licht.
            Alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen.
            Dan zal ik leven

Pasen is een feest van vreugde en hoop. De apostelen hebben die vreugde niet voor zich gehouden. Het is voor de kerk in al haar geledingen tot op vandaag de reden van haar bestaan: getuigen van die vreugde. Getuigen van God die zijn schepping niet aan haar lot overlaat. Die niemand in de steek laat en vast van plan is te voltooien wat hij met ons is begonnen. Pasen roept ons op neen te zeggen tegen oorlog en geweld en ja aan vrede en verzoening; neen tegen haat en discriminatie en ja aan liefde en solidariteit; neen tegen angstig ontplooien op onszelf en ja aan openheid en gastvrijheid. Neen tegen doemdenken dat religieus leven in gemeenschap voorbij is, ja tegen creatieve nieuwe mogelijkheden van religieus leven in deze onze tijd. Pasen roept ons op om met elkaar – mensen van goede wil – lijnen naar morgen uit te zetten en wegen te banen naar morgen. Laten we met heel ons hart ja zeggen. Want te midden van alle uitdagingen waarvoor we staan – binnen de kerk in het algemeen en ons religieus leven in het bijzonder –  is dat toch onze opdracht: in alle eenvoud en zonder ons beter te achten dan anderen leerlingen van Jezus te zijn, de naam van christen in het algemeen en die van volgeling van Norbertus in het bijzonder, waardig te zijn.

Dan zal ik leven, dan zullen wij leven.
Ik wens u allen een hoopvol en vredevol Pasen
Denis Hendrickx o.praem.
abt 

De abt schreef de brief voor zijn medebroeders- zusters en participanten. Het deel dat specifiek gaat over ons leven, de nabije en verdere toekomst en concrete gedachten daarover  moesten we weglaten. Ze hebben onder andere te maken met de visitatie, broeders uit andere abdijen die elke 6 jaar alle huizen bezoeken en broeders en zusters vragen naar hun leven, hun welzijn, hun werk en gedachten naar toekomst.
Maar u weet, dat ook wij hier een kleine groep zijn; dat we moeten – durven- loslaten van wat niet meer haalbaar is om ruimte te maken voor het nieuwe dat op ons pad kan komen. Crises in de samenleving, individualisering, dat treft ook kloosterlingen! Durven wij nieuwe verbindingen aan?  De angst en onzekerheid van de apostel Tomas is wellicht ook de onze. En die van u!

Maar Tomas’ naam is óók: Didymus, tweeling. Hij hield van Jezus, zijn rabbi en broeder. Ik zag het niet mooier verbeeld dan door Ernst Barlach, in brons: Twee figuren, oog in oog. De een heft de ander op. De ander mag de één aanraken. Een zielsverwantschap voorgoed. Van broeder tot broeder, van zuster tot zuster. Elkaar niet loslaten. Dat is teken van Hoop. 
Met Abt Denis:  Dan zal ik leven, dan zullen wij leven

Zalig Pasen!