Overweging
Twee weduwen, noodlijdend, op de bodem van hun bestaan. Wat hen bindt over eeuwen heen, is hun generositeit en hun fierheid. Eerst de vrouw in Sarepta. Er is droogte en hongersnood en ze sprokkelt hout voor hun laatste broodje. Ze wordt aangesproken door de profeet Elia, die op de vlucht is. Hij heeft dorst. “Haal mij een kruikje water en een bete brood”…
Eerst voor mij, dan voor uw gezin. Haar ogen zullen groot van verbazing hebben gestaan. Hoe kan hij dat nu vragen, Aan haar, een arme vrouw. Hij zegt er achteraan: “maak u niet ongerust”. Maar dat ontgaat haar misschien in de paniek.
Het is haar laatste beetje meel. Voor haar gezin! Welke keuze maakt ze? Maar ze doet het.
Echte oosterse gastvrijheid, je geeft wat je hebt en de gasten het eerst en ook het beste. Juist aan de vreemdeling. Deze vreemdeling, die ze “man Gods” noemt.
En we hebben gehoord hoe God, door de profeet, voor haar zal zorgt, dat het meel de komende tijd niet opraakt. Zij en haar gezin zullen niet sterven maar leven.
Je kunt het bijna leggen naast de ontmoeting van Jezus met de vrouw uit Samaria, bij de put: Het water dat zij Jezus geeft, wordt voor háár tot het levende water. Dat nooit meer dorst zal geven, haar geloof in Hem en eeuwig leven.
In het Evangelie bidt een weduwe in de synagoge. Ze heeft niet veel te besteden. Maar bij het weggaan wil ze aan God geven wat Hem toekomt, en wel alles wat ze heeft. Haar twee muntjes. Peanuts in vergelijking met de rijke vromen die de offerkist vullen. Over hen wordt door Jezus aan zijn leerlingen niet veel goeds gezegd. Zij maken zich rijk over de ruggen van de armen, zoals deze vrouw.
Dat is wat veel vrouwen én mannen, ouders met hun kinderen, nu nog meemaken in wat men de toeslagen “affaire” is gaan noemen, heel neutraal. Het is heel wat eerlijker om te zeggen: slachtoffers van fouten, traagheid en verkeerd beleid. Nog steeds niet afgerond, nog steeds géén gerechtigheid, nog steeds geen genezende genoegdoening! Vrouwen en mannen, goddank weerbaar en trots! In hun stille armoede.
Dit stukje Evangelie, “het penninkske van de weduwe”, is geen soft verhaal! Het is van alle tijden en maakt onrustig en trekt aan onze mouw. Dat geldt ook voor de vrouw van Sarepta. Aan een mens in diepe nood geven terwijl je niet weet wat je je kind moet geven. De zorg voor de vreemdeling, een kostbaar goed in de Bijbel. In de ogen van God, die het Leven, met een hoofdletter, zoekt van elke mens.
Eenzelfde situatie van ouders en kinderen, daarvan stond er afgelopen dagen een schrijnende foto in de krant. Bij alles wat de wereld zou moeten schokken dit beeld: kinderen die van de straat meel bij elkaar schrapen, dat bij een- schaarse- voedseluitdeling verloren is gegaan. Ze deden het in een linnen zak en namen het mee naar huis, kostbaar meel, om een broodje te bakken. Je kunt bijna niet om de vergelijking heen. En zoals voor zoveel plaatsen in de wereld geldt, voelen we dat onze armen tekort zijn, en is wat blijft ons gebed voor hen. Ons gebed tot en samen met God…. die lijdt om zijn kinderen.
Twee krachtige mensen mogen we ontmoeten. Die hun eigenwaarde bewaren, die sterk zijn in God. En hopen, Uw Wil geschiede.Zij worden gezien door de God van alle leven.
De weduwe in het Evangelie wordt gezien. Jezus zat bij de offerkist, staat er. dat is bij de ingang, aan de vrouwenkant van de synagoge. Hij zit stil. En ziet. Heeft zij het in de gaten? Zijn empathie en liefde gaan naar haar uit. Zijn houding straalt contemplatie uit, gebed. Maar ook een aanklacht, tegen de tweedeling arm en rijk.
De vrouw van Sarepta wordt gezien en gehoord! Verderop in het Bijbelgedeelte wordt haar enige kind ziek en sterft. Maar de God van Leven geeft haar, zal door Elia, haar kind teruggeven in haar armen.
Het is niet gemakkelijk, de beelden van vandaag tot je te laten komen in krant en media.
Het is niet gemakkelijk te onderscheiden, wat waar is, en wat politiek goed uitkomt.
Het is niet gemakkelijk, empathie te voelen en toe te laten, want het is verontrustend en doet pijn en maakt machteloos.
Het is niet gemakkelijk hoop te houden, dat er ooit vrede zal komen. Zwaarden tot ploegscharen. Maar God gelooft in ons. In zijn Naam zijn wij gekozen om elkaar te dienen. Om elkaar vast te houden, om zacht te blijven. En de kleine goedheid tussen de mensen op te merken. Zoals deze twee pareltjes vandaag in het volle licht. Wij zongen, en ik citeer de laatste strofe van het openingslied:
Tafel van één, brood om te weten dat wij elkaar gegeven zijn.
Breken en delen, zijn wat niet kan.
Doen wat ondenkbaar is dood en Verrijzenis
De twee weduwen onze zusters in het geloof durven zich te verlaten op die God. Zich aan Hem toe te vertrouwen, in hoop,dat Hij/ dat Zij ziet! Durven wij die God aan?
Auteur: admin
Inleiding
Hartelijk welkom in onze kapel vanmorgen. Wij zijn hier getalsmatig niet met velen maar deze dag is het Missiezondag. Wereldwijd. En dat betekent dat we, misschien sterker nog dan andere zindagen, met elkaar verbonden zijn. En dat geldt vandaag met name voor Nieuw Guinea en e eilandengroepen in Oceanië die overspoeld dreigen te worden door het water. Onvermoeibaar maken Missio en de mensen daar, zich sterk om de wereld bewust te doen worden van de ernst van het klimaatprobleem. Voor onze bedreigde Schepping. En uit eerbied voor haar, de Aarde die onze moeder is. Wij gaan vieren. En bidden, voor de zorgen én de grote inzet voor de mensen daar. En op alle plaatsen in de wereld waar Missionarissen en zendelingen samen werken met de mensen voor een beter, een goed en veilig leven.
Overweging
“Uw wil geschiede”
Ik weet niet zo goed, wat ik denk bij de afbeelding voor op uw boekje. Jan de Kort zou zeggen: Wat zie je er zelf in. De beeldende kunstenaar heeft er vast over nagedacht waarom de afbeelding past bij deze zondag. Zien we armbanden? Of zijn het boeien? Of, positiever, beeld van een verbond? Ontvangt iemand Licht of geven de handen licht door? Of is het een gebaar van overgave? Ze zijn een team, de Twaalf. Maar dan horen we Jacobus en Johannes aan Jezus een vraag stellen. Daarmee scheiden ze zich eigenlijk af van hun collega’s. Ze vragen van Jezus dat Hij een plaats voor hen bereidt in de Hemel, als Hij zijn glorie, staat er, is binnengegaan. Een privilege en uitgezonderde positie. Maar dat is eigenlijk vragen om de macht die God alleen heeft en zelfs Jezus zegt, dat het niet aan Hem is. In de geloofsbelijdenis spreken we uit dat het Jezus is die zit aan de rechterhand van de Vader. Dat Hij geleden heeft, gekruisigd is, maar dat God Hem heeft doen verrijzen.
Dat de twee zichzelf naar voor schuiven is niet solidair en staat haaks op Jezus’ opvatting. Dat we elkaar moeten dienen, dat we eerder de ánder naar voor moeten schuiven dan onszelf. Wie de grootste wil zijn moet dienaar van allen zijn.
Weten ze wat ze zeggen? Navolging van is niet zonder risico. Nemen zij de beker van het lijden aan? Maar al te veel mensen weten wat lijden is. Oorlogen, klimaatrampen, mislukte oosten en honger… Omgaan met ziekte, loslaten van zelfstandigheid, verlieservaringen welke dan ook. In de hof van olijven bidt Jezus tot zijn Vader in de Hemel, dat de beker aan Hem voorbij mag gaan. Maar Hij bidt ook: niet Mijn wil maar Uw Wil geschiede. Dat is overgave. En echte grootheid. We kennen véél zulke grote mensen. En op deze missiezondag past de naam van Pater Damiaan de Veuster, die samen leefde en werkte met mensen die melaats waren. Hij zou er sterven aan dezelfde ziekte; ik denk aan Dr. Albert Schweitzer, tropisch arts en zijn ziekenhuis in Lambarene, Peerke Donders, en de vele zendelingen en religieuzen, zusters en broeders naar Afrika, Indonesië, India, en het land dat vandaag centraal staat, Nieuw Guinea.
In de 19e en begin 20ste eeuw vertrokken ze, per boot, naar een vreemd en onbekend land. Vaak voorgoed. Uitgezwaaid door familie met een A. Dieu, tot bij God. Met weinig voorkennis van land, cultuur, volk! Maar met een groot ideaal. Geloofsverkondiging, parochies stichten, maar vooral de leefsituatie van mensen verbeteren. In het bouwen van huisjes, scholen, landontginning, gewassen verbeteren, behandelen van ziektes tot operaties toe…. Iets waarvoor ze nooit hadden geleerd. Ze stonden voor de keuze leven of dood. Een van onze medebroeders kwam uit India terug om medicijnen te studeren. En stichtte een ziekenhuis in Kerala. Het Evangelie werd gebracht en geleefd met hoofd, hart en handen.
In een vriendenboek voor een medebroeder las ik: ik was er gelukkig. Het was hard ploeteren, primitief. We reisden grote afstanden. Op fietsen! Onze staties lagen ver uit elkaar. De ontmoetingen waren heel collegiaal.
Missie en zending zijn Missie en dialoog geworden! Van hier naar daar. Van daar naar hier. Afgestemd op wat mensen nodig hebben. Maar ook: wat wij… in westen van hen leren en ons mogen aantrekken! Het zijn de meest arme landen met de kleinste ecologische voetprint, die onder de lasten lijden van de klimaatverandering. Die het niet kunnen dragen en de noodklok luiden. Maar het zijn ook die landen, waar een diep Godsgeloof en eerbied voor de Schepping hand in hand gaan. Gods Schepping, onze Moeder. Spiegel voor ons.
De profeet Jesaja, spreekt in de 1e lezing over de lijdende dienstknecht van de Heer. Hij schrijft in een tijd van verdrukking en ballingschap. We kennen deze gedeelten van de veertigdagentijd, ze worden gezongen in de Mattheuspassie en worden verbonden met het lijden van de Heer. Eén uitleg is dat hier het volk Israël als collectief wordt bedoeld, als een zoenoffer. Een moeilijke lezing, een struikeltekst. De profeet is geen toekomstvoorspeller. Maar misschien mogen we het zo verstaan dat het God is, die méélijdt. Lijdt onder het kwaad, dat mensen elkaar aandoen; onder onverzoenlijkheid. Over de macht van de éne mens over de andere.
Maar het is de onverzoenlijkheid die de vredeshand in de weg zit. Daarom is het zo wezenlijk, dat wij, in elke eucharistie, elkaar de vredeshand reiken, om vrede bidden. En we kijken elkaar in de ogen, alvorens de gaven van de Heer, van Brood en Beker, te ontvangen. Over lijden en onverzoenlijkheid schreef de joodse vrouw Etty Hillesum vanuit Kamp Westerbork:
Dit is het enige en enige:
ik zie geen andere weg, dat ieder van ons inkeert in zichzelf en in zichzelf uitroeit en vernietigt, al datgene waarvan hij meent anderen te moeten vernietigen.
En ook:
Laten we ervan doordrongen zijn, dat elk atoompje haat, dat wij aan de wereld toevoegen, haar nog onherbergzamer maken dan zij al is. (1942)
Op de folder voor deze zondag, hier aan de ambo, staat een vrouw, in het water, vóór haar huis. Ze staat er fier. En stevig gegrond. Haar eiland dreigt in zee te verdwijnen. Ze heeft geen macht en geen geld. Ze heeft wél invloed. Door haar aanklacht. Door het opkomen voor haar gemeenschap.
En ze heeft óók hoop! Op haar gewaad staat een Paradijsvogel afgebeeld, symbool van HOOP en Opstanding. Dat is wat haar gaande houdt. Dat is haar bede: Uw Wil geschiede…
Haar gebed is: Geef ons hoop dat onze inzet zelfs als die klein lijkt niet tevergeefs is.
Dat bidden wij voor onze broeders en zusters in Papoea Nieuw- Guinea.
En voor ons hier bijeen. Amen
Overweging
Veel gesprekken beginnen met een aftasten. Vooral kennismakingsgesprekken. We willen weten wie we tegenover ons hebben. We komen dat te weten door een paar korte vragen: wat voor werk doe jij? Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Of zelfs al kleinkinderen. Zo komen we te weten met wie we in gesprek gaan. En al die antwoorden komen samen in een beeld. Wij hebben al snel een beeld van die man of vrouw. Een doorzetter, een negatieveling, een stille, een ADHD-er, iemand met succes in het zakenleven, iemand aan de rand van de samenleving.
Zo zijn er heel veel beelden die samen vertellen met wat voor iemand ik sta te praten. We hebben het idee dat we de ander al behoorlijk goed kennen. En we doen er alles aan om dat beeld van die buurman, tante, winkelmedewerker, bevestigd te krijgen. En het ligt aan de ander als dat beeld niet blijkt te kloppen.
Zo ging dat ook met de vraag die Jezus stelde aan zijn medewerkers, zijn apostelen, zijn discipelen. Wie zeggen de mensen dat ik ben? Welk beeld hebben ze van mij? En dan komen ze tot bepaalde antwoorden. Jezus wordt in ieder geval gezien als een geestelijk leider, anders hadden ze in hem geen profeet, geen Elia erkend.
Maar Jezus wil een concreter antwoord van de leerlingen: wie zeggen jullie dat ik ben. Zee proberen het nog een keer en Petrus wordt , zoals zo vaak, woordvoerder en stelt: U ben Christus. De leerlingen mochten er niet over spreken, dus zat er wellicht een kern van waarheid in.
En dan vertelt Jezus iets over zichzelf, zodat ze hem beter gaan kennen. Niet alleen van de antwoorden op de gestelde vragen. Ook niet van de voorbeelden, antwoorden die zij gaven. Nee, hij vertelt over het lijden dat hem te wachten staat. Hij vertelt over zijn verrijzenis na drie dagen. En Petrus nam daar geen genoegen mee en probeert hem op andere gedachten te brengen.
Jezus eindigt dan met de aloude, zeer bekende uitdrukken: wie zijn leven verliest omwille van Hem, zal het redden. Als je jouw leven ziet als een sociaal leven in dienst van God en je eigen leven daarmee op de achtergrond komt te staan, juist die zal het redden. Je leven geven voor een ander; een stap opzij zetten zodat de weg van een ander weer open gaat, Een raam of een deur openzetten zodat een ander weer frisse lucht krijgt. In gesprek gaan zodat de ander kan vragen: wie ben ik en wie is mijn naaste? Wie zeggen de mensen dat ik ben? Is dat niet de kern van het evangelie, dat we met anderen in relatie staan en elkaar het leven gunnen.
Wanneer we zo over de ander kunnen spreken, uitgaande van bestaansrecht en solidariteit, pas zo kunnen we ook spreken over een vrijheid en vrede. Daar waar we op een juiste manier een beeld van de ander ontwerpen, kunnen er zuivere relaties ontstaan. Zonder vooroordelen, zonder eigen belangen. Waar we onze naasten kunnen aanspreken met zijn eigen beelden, daar kan geen oorlog zijn; daar is vrede vanzelfsprekend. Waar we samen een wereld bouwen van gelijkheid en respect, kan geen haat groeien, alleen positiviteit.
Dat er oorlog en geweld heerst, ligt aan de beelden die mensen van elkaar hebben. Wat voor beelden hebben mensen uit Rusland van mensen uit de Oekraïne? Welke beelden hebben mensen uit de Gaza van mensen op de westelijke Jordaanoever? Wat zeggen de mensen dat zij zijn? Beelden over en weer, misleidende beelden, beelden die geen recht doen aan de werkelijkheid. Maar wat is hier de werkelijkheid? Al die kapotgeschoten steden? Al die mensen ontheemd en ontwricht?
Wij blijven bidden voor vrede. Wij blijven bidden voor mensen met respect en aandacht. Wij blijven in de vredesweek, de komende week, getuigen dat het kan: vrede op aarde. Het kost moeite, het vraagt bekering. Maar uiteindelijk zal het gebeuren: dat visioen van dat lam en die koe, van de kleine baby. Ooit zullen zij leven in vrede.
Bezinning na de communie
Het dagelijks geluk zit diep in je hart,
niet alleen voor jezelf, ook voor anderen.
Je geeft het door aan mensen die graag bij je zijn
en die zich goed voelen bij jou.
Je geeft het door als je vriendelijk bent
waar anderen onvriendelijk zijn,
als je helpt waar niemand meer helpt,
als je tevreden bent waar anderen eisen stellen,
als je lacht waar anderen lelijk kijken,
als je kunt vergeven waar anderen vuisten maken.
Het dagelijks geluk zit diep in jezelf
en men zal zeggen “je bent een dromer”.
Je bént een dromer omdat je steeds in mensen gelooft,
omdat je gelooft in het leven
en in het feit dat alles anders kan.
Het dagelijkse geluk zit diep in jezelf.
Menselijk geluk is geen product van technische vooruitgang.
Menselijk geluk hangt af van beminnen en bemind worden,
en van zovele kleine dagelijkse dingen die gratis zijn.
Maar vergeet nooit: het geluk bestaat uit
zoveel delen dat er altijd ergens een deeltje tekort is.
Met die wijsheid leren leven, dat is levenskunst.
Inleiding
Goede morgen en heel hartelijk en gastvrij welkom in dit huis, deze kapel. Om samen te zijn, te zingen, te bidden, stil te zijn en het brood te delen. Bij de bloemen en de lezenaar staat een stevig boekwerk van onze kerkvader Augustinus: Brood om van te leven. Het handelt over het Johannes Evangelie en een grote plaats is ingeruimd voor het 6e hoofdstuk, de Broodrede van Jezus.
Als Brongemeenschap hebben we een deel van dit boek gelezen, inmiddels een aantal jaren geleden. En hoewel Augustinus veel woorden gebruikt en tot inprenting ook herhaalt, zijn zijn teksten zeer pittig. En kwam het boek niet uit. Vandaag worden de woorden voorgelezen van de vierde van de 5 broodzondagen uit het genoemde Johannes Evangelie. Brood om van te leven, Het Brood, Gods Woord, dat eeuwigheidswaarde heeft. Zijn gave aan ons. Mogen wij samen vieren in vreugde
Overweging
Zoeken, verbinding ervaren en een thuis vinden,
Die woorden staan vandaag boven deze viering. Ze kwamen spontaan op bij het lezen van de teksten voor vandaag en een ervaring die ik de afgelopen week opdeed in een korte vakantie. Klaas en Mieke zijn er met medebroeders- en zusters al eerder geweest, maar afgelopen week bezocht ik met familie de OLV of Grote kerk te Breda. Prachtige gotiek en lang de laatste rustplaats van het geslacht van Nassau. Dat was ook het doel van het bezoek. We werden gastvrij ontvangen door vrijwilligers met gedegen kennis en niets was hen teveel. Maar mijn aandacht werd vooral en bijna direct getrokken door een gedenkwand op een stil plekje achter in de kerk. Die leeg is en waar geen reguliere vieringen meer zijn.
Zoeken en verbinding ervaren: Een zachtgeel stenen monument, halfrond als een omarming, en met een aantal verhogingen. Die vol stonden met foto’s en brandende kaarsjes, waar duidelijk dierbaren werden herdacht. Onderaan het monument een gedicht. Een gedenkplek in een grote en lege kerk, die dagelijks open is en waar de deur gastvrij openstaat, laagdrempelig De zee van kaarsjes, de foto’s velen van heel jonge mensen, een intentieboek en het gedicht, ze troffen mij. Hier wordt verdriet gevoeld, misschien ook troost, heling, en wellicht verbinding. Even samen zijn met hen die niet meer bij ons zijn en toch dichtbij; een moment tussen aarde en hemel.
Ik las onlangs over een jonge predikant in Amsterdam, die daar een rouwen -en vieren- gedenkplek heeft bereid. In een een glazen kas. dat lijkt niet intiem. Maar juist het transparante bleek uitnodigend.
Mensen op zoek. Naar een plek. Een richting? Een plek in jezelf, bij jezelf? Hoe dan ook: het welkom is heel gastvrij en betekent dat elke mens telt. Er is iemand die je ziet en weet hoe het er met jou voorstaat.
Verbinding:
In de vroege kerk, bij de kerkvaders en al eerder, kregen zoeken de gelovigen, geloofsleerlingen, de tijd om toe te groeien naar opname in de kerk. Niet zozeer door een heel traject van cognitief leren, dat waarschijnlijk ook wel, maar vooral in het wekken en doen groeien van het verlangen. Een mystagogisch principe, gevoelig worden voor het symbolisch bewustzijn, en gaandeweg mogen ervaren- onder goede begeleiding- dat wat zij behoren te weten al in hen ligt. Geloofsleerlingen leerden het Onze Vader, de geloofsbelijdenis… maar voor eucharistie en heilig Brood was groei en rijping nodig en diende zij de kerkruimte te verlaten. De sacramenten, Doopsel, Vormsel, Eucharistie, hebben een symbolische betekenis, die tegelijk een werkelijke presentie is. In het grote dankgebed horen wij aanstonds: “Verkondigen wij het mysterie van het geloof….”
“Mystagogie”, geen dagelijks gebruikt woord, betekent eigenlijk het aan het licht doen komen wat eigenlijk als een oergegeven van het leven in ons ligt! Het verlangen naar de ander, gemeenschap, maar ook naar de Onnoembare, iets of iemand die mij overstijgt. Zoals we wel eens horen zeggen: ik geloof wel dat er méér is!! Zóveel mensen zijn, wanneer je met hen in gesprek komt, op zoek naar een plek, een richting, naar kennis! Ik geloof wel dat er méér is: misschien is dat wat er gebeurt bij die gedenkwand in een kerk die eeuwen gebed ademt.
Een thuis vinden:
In het boek Spreuken hoorden we de woorden voorlezen: Kom en eet van mijn brood, drink van de wijn. Een uitnodiging om leven te ontvangen, om het leven echt te vieren. Zo zegt het ook Jezus aan de menigte, aan zijn leerlingen en aan ons, Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt… Taal waar de mensen geen raad mee wisten. Wij misschien ook niet. Maar doorheen al deze broodzondagen wordt gaandeweg duidelijk, en daalt het misschien ook in, wat Jezus’ woorden betekenen en waar héél de Bijbel ons toe uitnodigt: God in je leven toelaten, en “ja” durven zeggen; de naaste in je leven toelaten en “ja” durven zeggen, doen wat je kunt; en jezelf toestaan er te mogen zijn en dat mogen ervaren en die sprong durven wagen, als is het geloof nog klein als een mosterdzaadje. Oftewel wat Jezus het belangrijkste gebod noemt en waar Hijzelf uit leefde: God liefhebben en de naaste als jezelf. Dat is het brood delen in geven en ontvangen. delen met wie honger heeft, gevoed mogen worden door het Brood dat Christus met ons verbindt om steeds méér omgevormd te worden in wie wij ten diepste zijn. Zijn lichaam in deze wereld. Op de plaats waar wij leven.
Augustinus zegt : wie het manna, het brood ten leven eet, zal toch eens sterven. We het eucharistisch brood ten leven eet, zal toch eens sterven. Maar wie met de juiste geestelijke, gelovige instelling eet, zegt hij, voor haar, voor hem, is dat het Brood dat eeuwig even geeft. En zo ziet hij het voorgelezen Woord van God, dat tot ons komt en in ons wil wonen, als het Brood dat eeuwig leven geeft. Mens geworden, in ons midden.
Mogen wij aangeraakt, geraakt worden, door het Brood dat wij op onze hand ontvangen; door het Woord ten leven in onze oren en hart.
Ik onthoud u niet de tekst in die gedenkhoek in Breda. De laatste woorden ervan, mogen wij die ervaren in ons leven met elkaar, in ons bidden, in ons welkom aan allen die een plek zoeken om thuis te komen
“In de stilte kerven we
de namen van onze geliefden
opdat zij bij ons blijven
plaatsen we een altaar
in ons hart het aandenken
de klop van de levenslijn”
Maureen Ghazal
Inleiding
Zomer, na een lange regenperiode. Onze buurman begon in de vroege morgen met hooien en ging door tot in de late uurtjes. En hier vlakbij staat het graan al bijna goudgeel op het land. Graan , brood, het is de tweede van de vijf zondagen over de broodrede van Jezus in het Johannes Evangelie. Over wie Hij is, en wat voor ons (leven) broodnodig is. En hoe Hij wegen wijst naar het Koninkrijk. Jezus’ woorden bij de niet gemakkelijk te begrijpen Evangelist Johannes roepen veel op. Dat blijkt uit het spervuur van vragen dat op Hem afkomt. Ook de relatie met de eerste lezing uit Exodus, het Boek van Bevrijding, zou spanning kunnen oproepen tussen 1e en 2e testament en een makkelijke meningsvorming. Het tijdelijke tegenover het eeuwige. Zeker vandaag met het midden- oosten conflict. Maar Evangelie is Blijde Boodschap. Die hopen wij te beleven.
Overweging
Ik weet zeker dat ik het al een keer eerder heb verteld, u weet het misschien nog, maar dan nog is het mij zo bijgebleven dat ik het opnieuw met u wil delen. In het ziekenhuis waar ik destijds werkte, was ik op de zondagen soms vrijwilliger in de liturgieviering. Ik assisteerde bij het uitreiken van de communie. Een man, alleen, langdurig behandeld in het psychiatrisch ziekenhuis, kwam naar voor. Hij stak zijn hand uit voor het ontvangen van het H. brood en ook een leeg, halfopen luciferdoosje. De pastor keek hem vragend aan. De man zei: “voor deze week, dan ben ik niet zo alleen”. In dit verhaal zit misschien we de kern, waar het Evangelie vandaag om draait. Niet zo alleen, ergens bij horen, bij iemand horen. In het vertrouwen dat het H. Brood hem de week door zal helpen. Het Brood, gevuld met Gods liefde.
Het is geen gemakkelijke tekst, deze zondag. De opdringerige menigte, die, zo kwam het op mij over, nogal dwingend vragen op Jezus afvuurde. Misschien waren het oprecht zoekende mensen. Misschien ook om Hem uit te lokken tot een eenzijdig standpunt.
Is deze Jezus méér dan Mozes?
Wat is dat dan voor brood dat het ánders is, dan het manna, in het Hebreeuws mn, niet goed te vertalen.
In ons koorgebed zeggen of zingen wij regelmatig de lange psalm 78: Hij liet manna tot spijs op en regenen, hemelkoren was wat Hij gaf; brood voor engelen kreeg ieder te eten. Voedsel zong Hij hun toe tot verzadens. Maar er is ook, en daar begint de psalm mee, de oproep tot lering, waarbij het antwoord is: openen wil ik mijn mond tot een les. Dat gaat over Mozes, over het geschenk van de Tora, het boek der wijzing. Het boek waaruit ook Jezus leerde en waar Hij mee leefde.
Waren de mensen deze les vergeten? Werd die veronachtzaamd in de hectiek van het leven? Of was hun klagen ten diepste een verlangen naar bestaanszekerheid? Reikte Mozes’ gezag, dat alles van God komt, niet ver genoeg? Jezus, die diep respect had voor het gezag van Mozes en Elia, wet en profeten, zegt scherp: Werkt niet voor het voedsel dat vergaat. De mens leeft niet van brood alleen, van de hand in de tand.
Jouw, uw, ons, leven heeft een bedoeling. Voedsel tot eeuwig leven, dat de Mensenzoon zal geven. Op Hem heeft God zijn zegel gedrukt, staat er in uw boekje. De NBV gebruikt het woord “volmacht”, maar een zegel, sfragis, een waszegel, heeft oude papieren. Dat zegel, ontvingen wij bij het H. Vormsel, in geurend Chrysma. Het is het zegel van Gods geest over ons leven en is onuitwisbaar. Gods zorg, die blijft. Zijn liefde die niet van ons wijkt. Hoe ons leven ook verder gaat. Welke keuzes wij ook maken.
De toon van de vragenstellers naar Jezus lijkt anders te worden als ze m.i. meer open en eerlijk vragen: welke werken moeten wij dan verrichten? Wat moeten we doen? We hadden toch al de ervaring van het manna? Geef ons van dat levende Brood….
Dat doet denken aan de Samaritaanse vrouw bij de bron in de woestijn destijds zei: Heer, geef mij dan van het levende water… dat ik noot meer dorst zal hebben. Jezus antwoordt daarop met zijn eerste Ik Ben woord. Ik Ben.. Gods naam, zijn aanwezigheid in en om ons. Om het ons te leren, God liefhebben en de naaste als mijzelf, om dienstbaar te zijn.
We kunnen het Evangelie- gedeelte van deze morgen niet los zien van vorige week. van dat jongetje met die enkele gerstebroden. Die alles…. wat hij in handen had aan Jezus gaf. Een immens groot geschenk. Die wilde delen, spontaan en op zijn gevoel. Delen- om- niet. Bereid zijn te delen, ongeacht de afloop; en durven, willen, ontvangen. Medebroeder Fons gebruikte vorige zondag in dat kader de woorden geloof, hoop en liefde. Dat is Tora doen.
Ik keer nog even terug naar psalm 78:
Hun hart was niet blijvend bij Hem, maar God bracht hen met omzichtige hand, zachtjes.. weer terug. Ons leren is lernen, een levenslang proces van vallen en opstaan, van het voedsel , het manna, dat we nodig hebben uit zorg voor ons lichaam; en het Brood dat ons geestelijk voedt en ons steeds terugbrengt naar de Bron en oorsprong van ons leven, dat alles komt uit Gods hand. Het is niet vanzelfsprekend, en vraagt onze inzet, onze dank aan God, ons gebed, ons samenleven én werken, met elkaar.
Af en toe kijk ik via NPO start het programma “Over- Leven” terug van Coen Verbraak, een heel goede en integere interviewer. Zijn gasten hebben in hun leven de nodige beproevingen doorstaan en zijn erdoorheen gekomen. Van armoede (geen brood voor je gezin), van ziekte, van verlatenheid, dood van geliefden.
Zijn laatste vraag luidt steevast: “Wat maakt het leven de moeite waard?”
De man met het luciferdoosje gaf reeds het antwoord…
Hij heeft het begrepen.
En wij?
Dit versleten boekje, met de titel “in die dagen”, kreeg ik in 1960 bij mijn eerste communie. Het verhaal gaat over een jongetje dat aanwezig is bij de wonderbare broodvermenigvuldiging. Ik vond het een heel intrigerend boekje en wel om twee redenen. Op de eerste plaats vond ik het machtig interessant hoe je met zo weinig brood en vis, toch zoveel mensen te eten kon geven. Maar aan de andere kant vond ik het ook wel zielig voor mijn vader. Als je met zo weinig brood kon volstaan, dan zou hij als bakker niets meer te bakken hebben en geen cent meer verdienen.
Die eerste reden is mij altijd blijven hangen. Zeker toen ik de rekenkunst een beetje vaardig werd, verwonderde ik me over die som: vijf broden en twee vissen, dus zeven stukjes in totaal, en dat gedeeld door vijfduizend; en dan had je alleen nog maar de mannen geteld, nog niet eens de vrouwen en kinderen, die in zulke gevallen in de meerderheid zijn. Dan worden de stukje wel heel erg klein.
Al eeuwen hebben Bijbelgeleerden proberen te verklaren hoe dat zat. Men veronderstelde dat alle mensen wel iets aan voedsel hadden meegenomen, zoals we dat doen als we naar de Efteling gaan. En als iedereen dan van alles wat hij had, ging uitdelen, dan zou er wellicht voldoende zijn voor iedereen, ja er zou zelfs wel over kunnen blijven. Dat is wel een aardige verklaring voor het verhaal, maar ik meen toch te kunnen zeggen dat dat niet de achterliggende gedachte is van dit verhaal. Die uitleg is wel erg bepaald door de cultuur en de tijd.
Volgens mij moeten we het iets dieper zoeken. Steeds als Jezus spreekt over brood, dan heeft hij het niet over het brood dat de mensen bij mijn vader kochten. Het gaat Jezus niet over tarwebrood, witbrood al of niet met krenten en rozijnen. Het gaat niet over het eten van dat brood. Dat houdt ons fysiek in leven. Elke dag heb je brood, of iets anders in andere culturen, nodig om fysiek in leven te blijven. Als je niet eet ga je dood.
Nee, het gaat Jezus over het brood des levens. En hij bedoelt daarmee datgene wat je nodig hebt om geestelijk te blijven leven. Als je van dat brood des levens niet eet, ga je dood, kom je in een doodse situatie. Het brood des levens houdt je gaande, vol hoop, vol liefde en vol geloof. Dat zijn de woorden die te maken hebben met het brood des levens. Geloof, hoop en liefde. Als je daarvan deelt, zal het vermeerderen. Dan heb je niet te maken met een rekensommetje, dan heb je te maken met het leven zelf. Dat leven groeit door geloof, door hoop en door liefde.
Het verhaal over de broodvermenigvuldiging, of het verhaal van het uitdelen van het brood, is wellicht een verhaal over dat uitdelen van levensbrood, van geloof, hoop en liefde. Daar waar je gelooft in de gulheid van mensen, daar ontstaat leven in alle glorie. Daar waar het leven zijn basis vindt in de hoop op beter; daar ontstaat leven in overvloed. Daar waar leven uitgedrukt wordt in de liefde voor je medemens, kan de wereld worden zoals God het bedoeld heeft.
Het hele evangelie door, bij alle verhalen over Jezus, wordt er gesproken over het uitdelen aan elkaar. En telkens als er sprake is van delen en vermenigvuldigen, daar gaat het over het leven zelf, over de dood heen. Want daar waar een liefdesband ontstaat tussen mensen, daar wordt de dood overwonnen, daar gaat de liefdesband verder.
Misschien is dat wel de kern van het verhaal. Al die mensen volgden Jezus, geloofden hem, putten hoop uit wat hij zei en deed. Hij deelde zijn liefde uit aan mensen aan de rand van de samenleving, aan mensen die gemarginaliseerd zijn, aan mensen die het leven moe zijn, aan mensen die gehandicapt zijn. Ja, iedereen mag delen in de liefde van Jezus. En dat zal een vreugde zijn, dan wordt het leven, het volle leven, steeds belangrijker en steeds meer fundament van het bestaan. Daar is sprake van het rijk van God, het koninkrijk der hemelen.
In dat boekje dat ik kreeg, wordt het verhaal erg letterlijk opgenomen. Niet als historische waarheid, maar als verhaal. Niet zomaar een verhaaltje, maar een verhaal, waar een kern in zit, een kern die ons aan het denken zet. Ik koester het boekje als een kleinood uit mijn jeugd, maar ook als kleinood naar de toekomst. Steeds weer mag ik ervaren dat uitdelen van liefde en hoop, mijn geloof versterkt, beginnend bij het uitdelen van wat mensen in leven houdt.
Rest de vraag voor deze tijd: kan ik mijn liefde en geluk delen met een ander? Hoe werkt dat bij mij?
U bent van harte welkom! Het schijnt echt zomer te gaan worden, een dag voor de zomerzonnewende en voor het Feest van St. Jan! Het is vakantietijd en we gunnen hen die erop uit trokken wat zonnewarmte.
U kreeg het zondagsboekje aangereikt en heeft de mooie en sprekende afbeelding gezien. Hoewel het geen pleziertochtje is, ziet u wat er gaande is. En ook waar het vandaag over zal gaan, een overbekend verhaal. De grote angstige ogen vallen op en een roeispaan die geen enkele zin heeft op de woeste golven. Op de boot ligt iemand rustig te slapen. Die geen weet heeft. Of geen angst heeft.
Het Evangelie gaat over de storm op het Meer, het Meer van Galilea, dat verraderlijk gevaarlijk kan worden door sterke onderstromen. Ook het IJsselmeer is daar om beducht.
De eerste lezing komt uit het boek Job… Job is getroffen door een immens verlies. Van bezittingen, maar bovenal verloor hij zijn prachtige dochters. Zijn toekomst, al wat hem dierbaar was. Waarom? Waarom? Een vraag van alle tijden…
We horen hoe de Eeuwige vanuit de storm (van het leven) Job aanspreekt. En we lezen iets meer verzen dan in uw boekje staat aangegeven.
‘Oversteken’ staat er op uw boekje. Dat vraagt durf, en loslaten van wat kan beangstigen. Laten we vieren, in onze. deze ongewisse tijd. Een uur van rust. Een uur van samen, deze mooie zondag.
Overweging
Angst. Angst vóór; angst óm… Angst kan een gezonde afweer zijn van het lichaam. Op scherp staan. Maar kan ook bedreigend zijn.
Mgr. Tiny Muskens, voormalig en overleden bisschop van Breda, heeft destijds met de theoloog Arjan Broers zijn levensverhaal opgetekend. Hij was een wereldreiziger en wereldburger, die als priester op vele plekken parochies heeft geleid. Van Indonesië tot Rome. Ons kleine kerkelijke Nederland, waar hij zich als Bisschop erg heeft ingezet, pastoraal en ook kritisch, steekt daar wat schril bij af. Hij heeft veel gezien en meegemaakt. Veel mensen die het niet goed hadden, in moeilijke omstandigheden leefden en desondanks dapper en fier en met vertrouwen en geloof in het leven stonden. Die het leven echt vierden. In Indonesië, waar hij jaren werkte, schreef hij zijn dissertatie. De taal had hij zichzelf eigen gemaakt. Vieren dichtbij en onder de mensen! Open voor dialoog.
Het boek heeft als titel: “Wees niet bang” En hij schrijft, het is kennelijk onderzocht, dat deze woorden, “wees niet bang” 365 maal in de bijbel voorkomen als een aanmoediging. Die we ook heden ten dage nodig hebben.
Je kunt bang zijn om fouten te maken, verkeerde keuzes; de toekomst van je kinderen, hen loslaten, voor het eerst een eind op de fiets naar de middelbare school; bang voor mensen die in je intimiteit treden. De bisschop schrijft dat we aangemoedigd zouden moeten worden om ook in de kerk door de angst héén te gaan. De angst voor: wat blijft er “nog”. Niet terug zien wat wás, maar wat wij kunnen doen nú, hoe wij kerk –samen kunnen zijn, ook als kleiner wordende gemeenschappen. Welke initiatieven we durven nemen. Misschien is het wereldwijde Synodale proces, kerk vanaf de basis, daar een goed voorbeeld van. Maar wat vandaag gebeurt, op dat bootje, is een reële doodsangst. En ik denk aan, vooral, het front in Oekraïne, waar het gaat lijken op vechten tegen de bierkaai; en onze Oekraïense buren hier, hun angst voor man of familie, hun ver van huis en machteloos zijn. Er is angst die wij allemaal kennen en herkennen en misschien niet zo durven benoemen. dan gebruiken we het woord stress. Je wilt een ander niet lastig vallen. “Het valt wel mee”, of: “het gaat wel”. Angst is een signaal om serieus te nemen. Niet weg te poetsen! Het vraagt de bereidheid om te luisteren en mogelijk te verlichten!! Wat maakt dat we op wat voor manier dan ook, moed putten uit de woorden : wees niet bang. Hoe werkt dat voor de leerlingen? Jezus vraagt: waarom hebben jullie niet een beetje MOED. Is de angst van de leerlingen dan een gebrek aan vertrouwen in hun Heer? Kennen ze hem nog steeds niet echt? En wij?
Ik las ergens, hoe anders de houding was van de vrouwen onder het kruis, van de drie Maria’s. Ze hadden in doodsangst daar kunnen staan. Maar ze bleven staan, ze liepen niet weg en bleven ten einde toe. Wat deed het hen ínnerlijk dat ze dat aankonden? Is dat vertrouwen? is dat Liefde die alles kan verdragen? Die kracht en moed geeft? En in het volgende hoofdstuk van Marcus, maar dat komt volgende week stapt een vrouw, en moeder, over haar angst héén, ze steekt óver, naar Jezus. Een liefde en wat wel genoemd wordt “vermetel vertrouwen” kunnen sterker zijn dan de dood. Oversteken, om bij het woord op uw boekje te blijven, is zeggen: Kome wat komt, aan U is de toekomst: “Het is”….
Wij kunnen niets vasthouden, ons leven niet, onze toekomst niet, we kunnen niets meenemen. Wat we kunnen is ons bidden om vertrouwen, als gelovige mensen. Jezus zegt het na zijn verrijzenis zelf: Ik ben met jullie, al de dagen van jullie leven! Ik- Ben, dat is de Godsnaam. Hier en nu. Dicht bij ieder van ons.
Dat ervaren ook Jezus’ leerlingen. Als we goed lezen, zien we dat Herder en goede pastor Jezus éérst de golven stilt; en hun doodsangst. En dán pas hen probeert duidelijk te maken, dat ze vertrouwen mogen hebben. En hoe het staat met hun geloof. dat ze al zo lang samen optrekken en Hem nog niet kennen.
Voorin de Bijbel waaruit ik Job voorlas, zit een kaart. Een afbeelding van een icoon waarop Jezus, de Opgestane, Adam bij de hand neemt, úit het dodenrijk. Met daaronder twee verzen uit Psalm 73, die mij heel dierbaar zijn en een houvast in angst en wanneer het ons, mij, minder goed gaat. Ik lees ze voor:
“Want eigenlijk ben ik altijd bij U
U houdt mijn hand stevig vast.
U leidt mij, volgens uw plan.
Uiteindelijk neemt U mij op
in Uw glorie.
Mag dat ons geloof zijn!