OVERWEGING
De vraag naar het einde van de wereld heeft altijd veel mensen beziggehouden. Sommigen weten dag en uur te voorspellen. Ook in onze dagen valt dit geluid te bespeuren: de verschillende crisissen in de wereld van nu zouden een voorboden zijn. Maar wat zegt jezus eigenlijk. Het eerste wat Hij zegt lijkt me te zijn dat we ons niet op sleeptouw moeten laten nemen door de mensen die zo precies weten wanneer die dag zal komen. Geen mens heeft weet van die dag. Dat lijkt me de eerste raadgeving van Jezus.
Het tweede wat Jezus ons wil zeggen, gaat over de rampen die zich altijd ergens ter wereld voordoen en die door velen worden opgevat als tekenen van het naderende einde. Enkele maanden geleden begon de wereld de storm van de pandemie te boven te komen en waren er tekenen van economisch herstel die verlichting zouden brengen voor miljoenen mensen die arm geworden waren door het verlies van werk. Er kwam een sprankje rust dat, zonder de pijn van het verlies van dierbaren te laten vergeten, eindelijk een terugkeer beloofde naar rechtstreekse intermenselijke betrekkingen, naar een hernieuwde ontmoeting zonder meer beperkingen of restricties. En toen verscheen een nieuwe ramp aan het horizon, voorbestemd om de wereld een ander scenario op te leggen.
De oorlog in Oekraïne is toegevoegd aan de regionale oorlogen die de afgelopen jaren dood en verderf hebben gezaaid. Maar hier is het beeld ingewikkelder door de rechtstreekse tussenkomst van een ‘supermacht ‘, die zijn wil wil opleggen tegen het beginsel van zelfbeschikking van de volkeren in. Scènes van tragische herinneringen worden herhaald, en de wederzijdse chantage van een paar machtige mensen bedekt opnieuw de stem van de mensheid die om vrede roept. En Jezus zegt: ‘dat alles moet wel gebeuren, maar het is niet het einde’. Met andere woorden: dat soort dingen gebeurt nu eenmaal, maar je kunt er niet de datum van het definitieve einde van de wereld mee berekenen.
En dan is er vandaag ook nog de werelddag van de armen: een gezonde provocatie om ons te helpen nadenken over onze manier van leven en de vele armoede van deze tijd. Hoeveel armen brengt de onzin van oorlog voort! Overal waar men kijkt, ziet men hoe geweld de weerlozen en zwakkeren treft. Deportatie van duizenden mensen – vooral kinderen – om hen te ontwortelen en hen een andere identiteit op te leggen. En dat nu terwijl de beschrijving van Gods handelen ten gunste van de armen toch een voortdurend refrein is in de Heilige Schrift.
De woorden van Lucas van vandaag zijn zeker geen theoretische dreiging. In zijn tijd werd immers de tempel van Jeruzalem in lichterlaaie gezet en Christenen werden vervolgd. De woorden berustten derhalve op bittere werkelijkheid . En met het evangelie lijkt het er op dat Lucas de eerste christenen vooral moet wilde inspreken.
Wat zou het evangelie ons dan te zeggen hebben? Het heeft er veel van weg dat ons in herinnering wordt geroepen dat elke dag in feite het einde is van de wereld. Tempels kunnen worden afgebroken, maar er is een tempel die onverwoestbaar is: dat is het hart van ieder van ons. Aan dagen komt een einde, maar de liefde blijft.
In het evangelie van vandaag zegt jezus dat we niet moeten zoeken bij de glorie van de tempel met zijn pracht en praal en zijn luisterrijke eredienst, hoe mooi die ook zijn om te zien en om te horen. Wat mensen bouwen voor God, in steen, in voorschriften, in wetten en verordeningen, in liederen en muziek, in beleidsrapporten: het gaat allemaal voorbij. Het leeft zijn tijd, maar op den duur is het gevaar groot dat het een sta-in-de-weg wordt en niet meer naar leven leidt. Het heeft op dat moment zijn tijd gehad. Treur dan niet: het is wel een einde, maar niet het einde.
Tegen deze achtergrond mag ik misschien vandaag de regelvader van ons Norbertijnen citeren. Hij stelt in een van zijn vele geschriften: “was er maar geen overvloed aan slechte mensen, dan zou er ook geen overvloed aan slechte dingen zijn. Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden ! Dat zeggen mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zijn de tijden……Wat is er dan zo slecht aan de wereld ? Want de hemel, de aarde en het water zijn niet slecht, en alles wat daarin is, vissen, vogels en bomen, ook niet. Al de dingen zijn goed. Nee, het zijn de slechte mensen die de wereld slecht maken “ (tot zover het citaat van Augustinus).
Zo worden we opgeroepen waakzaam en standvastig te zijn. En de oproep van Paus Franciscus een plaats geven is dan minder moeilijk dan misschien aanvankelijk gedacht. Ons geloof niet zien als een soort publiciteitsstunt welke zorgt voor een goed gevoel van binnen. Maar geloof als datgene wat overblijft wanneer al het andere versleten is, zijn tijd heeft gehad en wordt afgebroken. Als de ene wereld aan haar einde komt, begint de andere. Het gaat er dus niet om, zoals zo dikwijls het geval is, een welwillende houding aan te nemen ten opzichte van de armen, het gaat er veeleer om, zich in te zetten opdat het niemand aan het nodige ontbreekt. Solidariteit is in feite het weinige dat we hebben delen met hen die niets hebben, zodat niemand lijdt. Hoe meer het gemeenschapsgevoel en de communio als levenswijze groeien, hoe meer solidariteit zich ontwikkelt.
En voor de tweede maal zou ik Augustinus willen citeren: “Maak jezelf niet wijs, dat alles in orde is als je aandachtig luistert naar het woord van de Heer, zonder het ook werkelijk te beleven. Als je er niet naar luistert en er geen aandacht aan schenkt, bouw je niets op. Maar als je er naar luistert zonder het in daden om te zetten, bouw je slechts Ruïne”.
Wat voor luisteraars en wat voor bouwvakkers willen wij zijn om ook de armoede de wereld uit te helpen ?
Abt Denis Hendrickx
Auteur: admin
In een drukke winkelstraat ligt een man op de grond. Gevallen of gestruikeld, een ziekte of verwonding. Hij ziet er slordig en onverzorgd uit. Kleren met gaten er in, kleren vuil van de straat. Ongewassen en verloederd. Mensen lopen om hem heen. Een grote bocht om er niets mee te maken te hebben. Het duurt wel een half uur voor er iemand naar hem toegaat en vraagt wat er aan de hand is. Hij blijkt gestruikeld en kan zijn been niet meer optillen. Na een uur komt de ziekenwagen en ter plekke wordt de man geholpen. Hij krabbelt overeind en strompelt weer verder. Velen hebben hem gezien, maar weinig hebben geholpen.
In een drukke winkelstraat ligt een man op de grond. Gevallen of gestruikeld. Hij ziet er netjes en verzorgd uit. Een donkerblauw pak en een wit overhemd. Hij zou zomaar van kantoor kunnen komen. Binnen enkele minuten staan er velen om hem heen om te helpen. In ‘no time’ is een ziekenwagen onderweg. De ambulance-broeders leggen hem op een brancard. De man wordt bij de eerste hulp verder geholpen. Velen hebben het gezien en velen hebben actie ondernomen.
Dit alles werd voor de televisie in scene gezet om te zien hoe omstanders zouden reageren.
Twee mensen gaan naar de tempel om er te bidden. Een farizeeër en een tollenaar. Ofwel: een gerespecteerd lid van de gemeenschap en een verstotene, een sjacheraar. En de farizeeër heeft meteen zijn oordeel klaar. Hij wil niet zijn zoals de rest van de mensen, en zeker niet als die tollenaar. Het zijn allemaal oplichters en criminelen. Het beeld dat hij van zichzelf heeft is veel positiever: hij bidt en vast en betaalt zijn belasting. De tollenaar is veel bescheidener, hij blijft achter in de tempel staan. Als zondaar vraagt hij vergeving, slaat hij zijn ogen neer.
We hebben allemaal beelden bij de mensen die we ontmoeten. De man in de versleten kleren wordt meteen aan de negatieve kant geplaatst, net als die tollenaar. De man in het donkerblauwe pak, daar hebben we een positief beeld bij, net als bij de farizeeër. Het beeld wordt bepaald door het uiterlijk, de spraak, de daden. En we hebben de neiging om die beelden vast te houden, onveranderd te laten. Ook al is er alle reden om het bij te stellen.
Keren we nog even terug naar de farizeeër. Hij heeft een beeld van zichzelf, maar zeker ook een beeld van de tollenaar. En dat geldt andersom ook: de tollenaar heeft een beeld van zichzelf en van de anderen. De farizeeër oordeelt de ander, zonder dat hij ook maar iets weet van de achtergronden van de ander. Die tollenaar, zo wil hij niet zijn.
De tollenaar heeft ook een beeld van zichzelf: bescheiden en nederig. Hij wilde zelfs zijn ogen niet opslaan. En juist hij gaat als rechtvaardige naar huis. Niet die farizeeër. Want wie zich verheft, zal vernederd worden.
En dan komen we meteen uit bij de tekst van Jezus Sirach: De Heer is rechter. Het is niet aan ons te oordelen en etiketten op te plakken. En God kijkt niet naar uiterlijk vertoon. Hij neemt geen steekpenningen aan. En de mens? Die wijst het zuchten niet af, staat anderen bij in moeilijke tijden. God luistert naar het gebed van de armen. God velt een oordeel, niet om wat we doen of zeggen. Nee, het gaat er om hoe we omgaan met onze werkelijkheid. Rijk of arm, gezond of kwetsbaar, jong of oud. Allen zijn welkom bij God als we handelen naar ons geloof. Als we echt en puur zijn, authentiek. God, daar draait het om: onze ontmoeting met God, onze zoektocht naar God.
De afgelopen week was Jasper Krabbé in een praatprogramma. Hij is schilder en staat in de familietraditie. Hij had een kunstwerk gemaakt met 100 zelfportretten van zichzelf. Om aan te geven dat iedereen steeds weer verandert, elke dag weer. Het is aan ons om die beelden steeds bij te stellen. Niet vast te houden. Het is dus niet aan ons om mensen te oordelen naar uiterlijke schijn. We laten het aan God over om rechtvaardig te oordelen. En dat is ooh zo moeilijk. Want een aap met een gouden ring, blijft nog steeds een aap, een lelijk ding. Toch? Maar gaat het niet eerder om een innerlijke houding? Geloven en daarnaar handelen?
En kunnen we dan van onszelf zeggen: ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de wedloop voleind, het geloof bewaard.
Regelmatig ontvingen Mieke en ik in de abdij een groep peuters, van zo’n jaar of 2, 3. Dat was altijd weer een feest, zowel voor hun als voor ons. Nadat ze een grote toren (van Babel) hebben gebouwd met blokken, en de juf hebben omgekleed tot een norbertijn en tenslotte pannenkoeken hebben gebakken met onze kok; dan gaan ze tevreden en moe naar huis. Bij de deur zwaaien alle kinderen uitbundig. De laatste keer kwam een van de kinderen nog even terug om me een hand te geven en nog een keer te bedanken. Met een grote lach op zijn gezicht rende hij naar de anderen terug.
Hij was dankbaar en dat wilde hij laten zien. Niet dat de anderen niet dankbaar waren, zij hadden tenslotte ook gezwaaid ten afscheid. Toch blijft dat kleine handje nog lang in mijn geheugen hangen, omdat het iets bijzonders was. Het steeg net iets boven het andere uit.
Zo zie ik dat ook gebeuren bij die melaatsen die genezen worden. Ze krijgen allemaal de opdracht zich aan de priesters te laten zien. Maar voordat ze daar komen, worden ze al gereinigd, genezen. Ze zullen allemaal dankbaar zijn geweest; maar die ene kwam terug om nog eens extra te bedanken. En hij juist was een vreemdeling. Of die anderen ook vreemdelingen waren, wordt niet vermeld. Dat maakt ook niets uit. Dankbaarheid is van alle culturen en tijden.
Degene die terugkwam wilde zijn dankbaarheid expliciet tonen. Hij wierp zich aan de voeten van Jezus neer. En Jezus is verbaasd dat de anderen niet terugkwamen. Zij waren tenslotte ook genezen. Maar die ene krijgt Gods zegen, vanwege zijn geloof. Zijn geloof heeft hem gered.
Als we naar de vreemdelingen kijken die we tegenwoordig mogen opvangen, dan denken we vaak dat ze ondankbaar zijn. We vinden ze vreemd, ze houden er andere gewoonten op na, ze integreren moeilijk, er zijn er teveel. Toch is er een grote groep die ook dankbaar is. Als ik kijk naar de eerste vluchtelingen uit Oekraïne die onderdak hebben gekregen; dan zie ik niets dan dankbaarheid. Ze zijn blij met het onderkomen. Een paar werken er zelfs in de tuin of in de fietsenwinkel om hun dankbaarheid concreet te maken. Niet dat de anderen niet dankbaar zijn, maar die daadwerkelijk helpen; dat doet goed.
God kijkt niet naar de vorm van dankbaarheid, God maakt geen verschil tussen de ene vreemdeling en de andere, ook geen verschil tussen vreemdelingen en zogenaamd eigen mensen. Ieder die gelooft wordt gered. Ieder die gelooft in God, in zijn liefde en barmhartigheid; die kan en mag leven zoals het bedoeld is. Die bouwt mee aan het komende rijk van God. Dat rijk waar geen verschil is tussen mensen, geen dood en ellende, geen vluchtelingen en asielzoekers. Allen zullen genezen, vanuit hun geloof.
En dankbaar mogen we zijn, als we kijken naar ons leven, naar ons bestaan. Want is het leven niet hoopvol en goed, ondanks alle ellende? Ten diepste leven we vanuit vreugde en geluk. Daar mogen we dankbaar voor zijn, voor de mensen die we ontmoeten, voor de dingen die we mogen en kunnen doen, voor de wereld om ons heen. En dan is het van belang niet te kijken naar de afschuwelijke dingen. Het is goed om naar de goede dingen te kijken. Jezus richtte zich op de Samaritaan, niet op degenen die niet terugkwamen.
De kleine kinderen, de jufs en de moeders en vaders; allemaal waren ze blij in de abdij, waar ze van alles mochten doen en zien. Allemaal zwaaiden ze ten afscheid. Maar die ene kwam terug; dat viel op; daar praatten we over. Want het was een vertederend gezicht hoe die kleine man terugkwam om te bedanken. Dat mogen we uit het verhaal meenemen: dankbaarheid tonen brengt genezing, in welke vorm dan ook. Je moet wel glimlachen om zo’n knaap, ondanks alle ellende op de wereld.
Door de moeilijkheden heen, schittert een klein vonkje van goedheid. Door alle ziekte en dood, is er een sprankje leven te vinden, soms even, daar waar nodig. En daar mogen we dankbaar voor zijn.
Laten wij onze dankbaarheid wel eens zien, aan onze partners, aan onze kinderen, aan God?
Inleiding op wat wij vieren:
Vandaag vieren en gedenken wij het einde van de vredesweek die op 17 september is begonnen. Het thema van Pax, voorheen Pax Christie is: generatie vrede…
Actueler kan het niet wanneer u in het journaal hebt gezien hoe Russische jongeren demonstreren tegen de mobilisatie en vóór vrede en toekomst.
In het themanummer van Pax staat, en ik lees voor:
De generatie die burgers verenigt door verschillen in huidskleur, gender en klasse heen. De vredesbeweging 2022 verbindt jong en oud in een gezamenlijke missie voor een vreedzame wereld. Van de generatie die zich nog herinnert hoe zij massaal de straat opging tegen kernwapens, tot een nieuwe generatie jongeren die zich steeds meer zorgen maakt over hun toekomst!
Onze wereld is op dit moment vol onrust. Dichtbij: de algemene politieke beschouwingen, met uitspraken zó over de grens dat het kabinet de kamer verliet, de zorgen over de energienota, krappe beurs, zorg om de toekomst van onze kinderen.
En daar bovenop de mobilisatie en oproep aan reservisten. Met beelden van (overwegend) mannen die afscheid namen van vrouw en kinderen, die zich aan elkaar vastklampten al was het voor het laatst. Waarvoor vecht ik. Voor wie?
En naast dit overheersende thema… “ergens aan de rand van de belangstelling” sterven in Pakistan mensen aan honger en ziektes door de overstromingen!
Verwarring en onrust.
En onze armen lijken te kort. Hoe maken we een vuist?
is de kloof te overbruggen?
Mag ons hart dit uur tot rust komen, in ons gezamenlijk gebed, gezang en het luisteren naar het Evangelie van deze dag.
Overweging
Jezus’ verhalen zijn altijd om met drie oren naar te luisteren en om meerderde malen te lezen en verwegen. En dat geldt zeker ook voor de parabel die zojuist klonk. Nergens in parabels worden personen bij name genoemd. Maar wel vandaag: de naam va de arme, Lazarus. Lazarus, zo heette ook Jezus’ vriend over wiens dood hij weende. Lazarus is in het Hebreeuws: Eleazar; wat betekent: God helpt!
Ik las de parabel nog eens, uit de vertaling van 2004, de NBV.
En het raakte mij wat daar stond: Lazarus stierf van honger en uitputting, dakloos, op een stoep. Geen mens meer. mensen liepen gewoon langs hem heen. Hij stierf. Niemand miste hem. Maar in de hemel, en dit woord bedoel ik, mocht hij rusten aan het HART van Abraham… Nog nabijer dan “schoot”. Het hart, dat betekent leven dat stroomt, het betekent liefde.
De rijke stierf, hij werd gemist en kreeg een prachtige uitvaart.
Maar in de onderwereld, staat er, moest hij door een hel van pijn en angst. Alleen, op zichzelf aangewezen… Niet gehoord. Hij durft een beroep te doen op Lazarus. Nu begrijpt hij dat hij die nodig heeft. Maar de kloof is er . En die is niet te overbruggen. En toch… hoe bijbels, klinkt er toch iets van mededogen, “mijn kind” zegt Abraham, zegt God…ook hij is immers Gods beeld. En doet het de hemel verdriet dat deze mens zo alleen voor zichzelf leefde.
En als excurs:
De rijke vraagt om hulp voor zijn 5 broers. Ik heb het niet exegetisch uitgezocht. Maar het doet mij denken aan de Tora, de vijf boeken van Mozes. Zij zijn de richtlijn voor het leven, waarnaar Jezus altijd verwijst. In grote eerbied voor Wet en Profeten, voor het geloof en de mentaliteit waaruit Hij leeft. En waarvan de kortste samenvatting luidt:
God liefhebben, en de naaste als jezelf…
En vaak horen we daar Jezus’ woord achteraan: doe zo en je zult leven! Een leven dat rijk maakt ook al bezit je niet veel.
De parabel past heel goed bij deze vredeszondag, in een wereld vol onrust; van ik tegenover jij; van wij tegenover zij; van verharde standpunten die beschadigen.
En ik dacht aan twee vrouwen over wie ik de afgelopen weken las: Dorothe Sölle, destijds, jaren ’70 voorvechtster van de vredesbewegingen in Duitsland. en Dorothy Day, die zij ooit mocht ontmoeten, in Amerika. Deze Dorothy Day was een journaliste, intelligent, ondernemend en compromisloos, ze stond aan de wieg van de Catholic Worker beweging, gemeenschappen verspreid over Amerika, voor de meest armen, vluchtelingen, mensen als Lazarus. Ook in Amsterdam woont en werkt een dergelijke gemeenschap, het Janet Noëlhuis. Een kleine vaste kern vangt korter of langer vluchtelingen op, deelt voedsel, ontvangt voedsel van gulle gevers en supermarkten waar ze creatief maaltijden mee bereiden. En houden wakes voor vrede zoals bij detentiecentra, wanneer de menselijke waardigheid wordt geschonden…
Dorothy zag volstrekt af van bezit, was pacifiste, werd gevangen genomen tijdens vreedzaam protest tegen de Vietnam oorlog en raakte zeer ooit uitgeput, maar bleef haar roeping en compassie trouw. Zij kóós voor vrijwillige armoede. En begreep wat dat betekent. En kon daarom helpen en echt naast mensen staan. En maakte hen groot!. Zij die zichzelf al hadden opgegeven alsof armoede hun schuld was. Heel haar leven was een Bijbels hongeren en dorsten naar gerechtigheid en vrede… tegen de machtigen op deze aarde.
Beide Dorothy’s zijn inmiddels overleden. Ze scheelden veel in leeftijd. Maar niet in hun spiritualiteit en leefstijl. Beide hebben ervaren wat nog steedse actueel is, dat het verdriet van armen niet alleen honger en gebrek is; het is ook schaamte, de gang naar de voedselbank, je kind niet kunnen laten sporten of meegaan op schoolreisje, zonder ontbijt naar school moeten laten gaan. Beide hebben mensen op het spoor gezet van de Bijbel als weg naar bevrijding, als boek van hoop, als bron van kracht, als een opstandingsverhaal!
Het zijn geen verhalen van toen. Ze gaan over u en mij, over gerechtigheid , over Iemand die ons voorging, die de weg door de dood is gegaan. Ook het Evangelie van vandaag
Over eersten die laatsten en laatsten die eersten zijn….Dorothy Day schokte eens door bij het verdelen van brood niet de eerste mensen in de rij te voorzien, maar langs de rij te lopen en achteraan te beginnen…. maar dat is een andere parabel..
Wat kunnen wij doen? Zijn onze armen niet te kort? Hoe gaan wij om met de zorgen van onze kinderen. Hoe vinden we een rustpunt in deze onrust en verwarring en crisis. Wat we materieel kunnen doen, daarin vinden we vast een weg. Door pax te steunen, of de voedselbank.
Misschien is er een rustpunt op de dag om een stukje Evangelie te lezen en een Onze Vader te bidden. Misschien wel het meest complete gebed, dat immers ook zo vertrouwd is.
Zo vertrouwd, merk ik…. dat het zich als het ware vanzelf aandient.
En misschien ook kunnen we kracht putten uit Paulus’ woord van deze dag. En daarmee wil ik eindigen:
Streef naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid. Strijd de goede strijd van het geloof… daartoe hebben wij immers de goede belijdenis afgelegd. Dat wij mensen van hoop mogen zijn. En blijven.
Amen.
Er gebeuren in de wereld vaak dingen waar je niets van snapt. Je kijkt naar beelden uit Oekraïne, en hoort gesprekken uit de Tweede Kamer, en denkt: waar gaat dit over? Vooral wanneer economen aan het woord zijn, gaat het over zaken die gewone mensen te boven gaan. Recessie, hypotheekafspraken, renteverhoging of -verlaging, schuldhulp, geldinjecties op hoog niveau, koopkracht. Ik raak de draad dan al gauw kwijt.
En dat had ik ook met het evangelie van vandaag. Toen ik van de week wat nadacht over dit verhaal, kwam ik er niet uit. Wie doet wat in het verhaal en waarom? Wat gebeurt er en wat zijn consequenties van handelen. Een antwoord heb ik niet gevonden, maar dat gebeurt wel meer bij evangelieverhalen. Het geeft eerder een denkrichting of een situatieschets, en dan van 2000 jaar geleden.
Ik stel me het zo voor, dat er iemand is, een invloedrijke man of vrouw, die een deskundige in dienst heeft. Een soort accountant, die alle geldzaken voor je regelt. Vanwege toestanden, slecht functioneren, wordt er met ontslag gedreigd. Die accountant ziet de bui al hangen en probeert zijn zaakje te redden. Een andere functie of andere baan, bedelen of spitten zit er voor hem niet in. Dus probeert hij in zijn huidige baan nog iets goeds te doen.
En hij stelt: iedereen die nog een hypotheek af te lossen heeft, hoeft per maand minder te betalen. Was de aflossing eerst 1000 euro per maand, de beheerder zorgt ervoor dat de aflossing slechts 750 euro is. Dat is gunstig voor de mensen met een hypotheekschuld, maar nadelig voor die invloedrijke man. Je zou dus verwachten dat de beheerder nu helemaal zijn baan kwijtraakt. De invloedrijke man zal er niet zo tevreden over zijn.
Maar niets is minder waar. Zoals zo vaak bij verhalen van Jezus, worden de rollen omgedraaid. De accountant wordt in ere hersteld vanwege zijn goedheid aan mensen. Hij gebruikt de middelen die hij heeft, geld en schulden, om een goede daad te doen. Ook al is het ten nadele van die rijke man. Door die actie wordt hij, zo staat het er, een kind van het licht, ook al gebruikt hij negatieve middelen.
Kortom, maar het is zeer discutabel, je kunt het slechte aanwenden om het goede te doen. Geld is op zich een objectief middel, maar je kunt er wel goede dingen mee doen.
Als we vandaag de jaarlijkse vredesweek starten, is dit verhaal juist van toepassing op de schulden die de arme landen hebben bij de grootmachten. Via schuldsanering kunnen we de relaties tussen die landen weer voor een deel herstellen. Ook op kleine schaal zien we dat gebeuren bij initiatieven als ‘schuldhulpmaatjes’. Mensen leren dan hun zaken goed te beheren en krijgen dan schuldvermindering.
Het verhaal eindigt dan met de woorden: gij kunt niet God dienen en de mammon. Je kunt wel de mammon inzetten en gebruiken ten dienste van het koninkrijk van God. Daarom wordt de beheerder in ere hersteld. Hij was betrouwbaar en goed voor de mensen die schulden hadden. Maar uiteindelijk was hij ook goed voor de rijke man, die nu ziet hoe het ook kan.
Wanneer de grootmachten in de wereld, schulden of delen van schulden kwijtschelden aan de arme, misdeelde landen, staan ze in dienst van God. Worden ze kinderen van het licht.
Zo heb ik geworsteld met dat Bijbelverhaal. Ik kwam er nog steeds niet helemaal uit. Het blijft iets van ver weg, van ooit en toen. Maar het zet ons wel aan het denken over de manier waarop wij met geld en goed, met de mammon, omgaan. Is bezit en geld het allerbelangrijkste in ons leven, streven we naar steeds hogere banksaldo’s, meer bezit, grotere auto’s en mooiere keukens? Staan er eurotekens in onze ogen te schitteren. Of is het zo dat we ons geld en goed inzetten voor de mensheid, voor het Godsrijk? Gebruiken we wat we hebben om het leed van mensen te verminderen, om zo voor iedereen die wereldvrede, maar ook die vrede in ons hart, te waarborgen. Dat zijn de vragen die het verhaal oproepen, vragen over hoe wij leven. En dan kan het wel eens zijn dat we dat geld en dat bezit inzetten. Inzetten voor een goede zaak…
Voor nu komt bij mij de vraag boven: hoe kijk ik naar die mammon; hoe naar dat Rijk van God? Is het ver weg, of is het vlakbij? Kunnen wij er iets mee?
Onze regelvader Augustinus begint zijn regel als volgt:
U die een kloostergemeenschap vormt dragen wij het volgende op na te leven. Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen, één van ziel en één van hart op weg naar God. Want is dat niet juist de reden waarom u samen bent gaan leven? Bij u mag er geen sprake zijn van persoonlijk eigendom. Zorg er integendeel voor dat alles onder u gemeenschappelijk is. Uw overste moet ieder van kleding en voedsel voorzien. Niet dat hij iedereen evenveel moet geven, want u bent niet allen even sterk. Maar aan elke persoon moet gegeven worden wat hij persoonlijk nodig heeft. Zo leest u immers in de Handelingen van de Apostelen.
Die eerste christelijke gemeenschap, waarover ook wij vanmorgen in de eerste lezing hoorden, is het model dat Augustinus in zijn religieuze gemeenschap wil navolgen. De grote Augustinus kenner Tarcicius van Bavel geeft in zijn commentaar op de regel aan hoe Augustinus hier naartoe is gegroeid: één van hart en één van ziel legt Augustinus eerst uit, in de lijn van de oude monastieke traditie van voor zijn tijd. Eén van hart en één van ziel is hij of zij die de eenvoud van hart heeft bereikt door zich los te maken van de stroom van tijdelijke voorbijgaande dingen en zich geheel aan God wijdt. Het gaat dan duidelijk om de eenheid binnen de grenzen van de mens als enkeling, de innerlijke eenheid in zichzelf. Maar al snel krijgt die eenheid van hart bij Augustinus een andere uitleg en wel één die ligt in de lijn van het gemeenschapsleven;
de eenheid tussen meerdere personen. Liefde voor elkaar wordt dan het alles overheersende streefdoel; door het vuur van de liefde één van ziel en één van hart op weg naar God. Liefde, daarover horen we Jezus in de evangelieperikoop van vanmorgen. Tijdens zijn leven heeft Jezus meer dan eens blijk gegeven van de onderlinge liefde die er was tussen God, de Vader en Hem. En misschien nog meer heeft Hij zijn liefde getoond voor zij naasten.
Niet alleen met woorden, maar vooral door zijn daden van grote menslievendheid. Vooral voor de zwaksten in de samenleving. Hij nam zondaars, tollenaars, uitgestotenen op in zijn vriendenkring. Zijn vriendschap ging uit naar zieken, hongerigen, naakten. De minsten onder de mijnen zijn mijn vrienden zegt Hij. Het is dan ook helemaal niet vreemd dat Hij als laatste wens voor zijn dood aan de mensen vraagt: hebt elkander lief, zoals Ik u heb liefgehad. Dat was zijn liefste wens. Maar wat is liefde? Iedereen schijnt het antwoord op die vraag te kennen. Liefde is het allerbelangrijkste in het leven, het mooiste, het kostbaarste. Dichters bezingen het sinds mensenheugenis. Het is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor schrijvers en vertellers. En zelfs in het christelijk geloof gaat het in de laatste instantie allemaal daarover, want God is liefde zegt Johannes. Merkwaardig is dan wel dat diezelfde Johannes ervan uitgaat dat wij niet weten wat liefde is. Dat zou wel eens een goed uitgangspunt kunnen zijn; wij weten niet wat liefde is. Of juister, wat wij spontaan onder dat woord verstaan, heeft er misschien niet veel mee te maken. Zo zegt Jezus niet; als je iets voor mij voelt, zul je in mijn liefde blijven, maar wel; Als je mijn opdracht ter harte neemt…… Zoveel is dus al duidelijk je mag de mooiste gevoelens koesteren, maar als je de geboden niet onderhoud is er van liefde geen sprake. Wat liefde is, weten we niet uit onszelf. Het is ons geopenbaard zegt Johannes en wij hebben het van Jezus Christus geleerd. Misschien mag het nog sterker worden uitgedrukt; zelfs Jezus heeft geleidelijk aan moeten leren wat liefde is. Hij zegt van zichzelf dat Hij de geboden van zijn Vader onderhouden heeft en daardoor in zijn liefde blijft. Dat is wel heel krasse taal. Ook Jezus heeft gaandeweg moeten leren dat de hoogste daad van liefde erin bestaat zijn leven voor zijn vrienden te geven. De Hebreeënbrief voegt daar zelfs aan toe dat Hij, hoewel Hij Gods Zoon was, in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd heeft. Als Jezus die leerschool heeft moeten doormaken, zullen wij er zeker niet van vrijgesteld zijn. De liefde wordt niet bemind. Wat op het eerste gezicht heel aantrekkelijk lijkt, is het bij nader inzien niet zomaar. En toch is het Jezus te doen om onze vreugde. Wanneer Hij vlak voor zijn dood zijn hoogste gebod geeft is het; om jullie deelgenoot te maken van mijn vreugde en zo jullie vreugde volkomen te maken. Van liefde kun je geen weet hebben als je niet beseft dat God ons het eerst heeft lief gehad. Niet wij hebben God liefgehad maar Hij heeft ons liefgehad. Wie dat ontdekt heeft, en daartoe behoort zeker ook Augustinus, kan al de rest veel beter begrijpen. Van onze kant is liefde altijd wederliefde voor Hem die ons zozeer heeft bemind.
Een smalle deur of een brede poort. Het gaat hier om keuzes. Niet een keuze voor koffie of thee bij het ontbijt, maar om levenskeuzes. Beslissingen die genomen worden en die het hele leven zullen veranderen, zoals wanneer twee mensen besluiten het leven met elkaar te delen. Hun trouw willen zij bevestigen in een huwelijk, al of niet binnen de gemeenschap. Zo’n keuze maak je voor de rest van je leven; je geeft elkaar het ja-woord voor goede en slechte tijden. Velen van u kunnen hier over meepraten. Het verbond dat je beiden sloot, komt soms onder druk te staan. Als een van de partners een baan verliest of ziek wordt, de keuze niet trouw is en wil scheiden, als een van de partners komt te overlijden en je alleen komt te staan. Dan kun je terecht spreken van een smalle deur, want dan is het leven moeilijk en de keuze komt onder druk te staan. Het is goed om je daarvan bewust te zijn, zonder dat je elke dag gebukt gaat onder alles wat zou kunnen gebeuren. De huwelijken die we de komende tijd weer in onze kapel en in het kasteel zullen sluiten, geven aan dat mensen, jonge mensen, elkaar trouw beloven en daarmee een smalle deur doorgaan.
Levenskeuzes zijn altijd heel ingrijpend. Mijn vader stond ooit voor de keuze van wel of niet behandelen van een kwaadaardige tumor. Hij had kunnen kiezen voor bestraling en chemokuren, in de hoop dat zijn leven nog iets langer zou duren. Maar hij koos er voor om niet behandeld te worden en het leven zijn gang te laten gaan. Dat zijn keuzes die je niet over één nacht ijs neemt. Je ziet er tegenop om zo’n beslissing te nemen. Je wikt en weegt alles met elkaar en je bespreekt het met je meest dierbaren. Als dan de beslissing genomen is, ook in overleg met deskundigen, dan valt er een hele last van je af. Maar daarmee wordt het niet gemakkelijker, de deur wordt er niet breder door.
Ik moet in deze denken aan het boek en de film: Neverendig Story (Het Oneindige Verhaal), waarin de hoofdpersoon keuzes moet maken. In het Doolhof krijgt Bastiaan telkens hetzelfde stramien voorgeschoteld. Hij komt telkens in een zeshoekige kamer met telkens drie deuren, waarvan één daarvan degene is waar hij het vertrek binnenkwam. Elke kamer heeft weer andere deuren. Sommigen zijn van ijzer, soms van hout, groot, klein, breed of smal, in de vorm van reus, of die geopend moeten worden als een ophaalbrug. Je kan het zo gek niet bedenken, maar telkens weer hebben ze iets gemeen met elkaar, de kleur, materiaal, grootte…
Bastiaan doolt wat rond totdat hij in elke deur iets terugvindt van leven; de groene kleur van de huid van zijn vriendje of een deur die bestaat uit gras, waardoor hij moest denken aan de Grazige Meren, zijn geboortestreek.
Zo komt hij uit het doolhof der Duizend Deuren. De uitgang was verborgen als deur van een oud vervallen boskapelletje, dat dus voor dat ene ogenblik de uitgang was van de Tempel.
Een prachtig sprookje, waarvan we kunnen leren, dat keuzes altijd met je eigen leven te maken hebben. Niet zomaar lukraak kiezen of je keuze laten afhangen van de waan van de dag of van toevallige ontmoetingen. Bewust kiezen, als een rode draad in je leven. Je keuze laten bepalen door je geloof in het goede, je geloof in de mens, in de toekomst, in God. Dan zal je keuze de goede keuze zijn. Dan is de keuze die je maakt, een logisch vervolg op wie je bent.
En die brede poort, die lijkt toch ook wel aantrekkelijk. Die poort is, volgens mij, de weg van de minste weerstand, de poort van oppervlakkigheid. Het is eigenlijk de weg die je gaat als je geen bewuste keuze maakt. Je gaat in op de trend van de markt, de wereld van consumptie en materialisme, de wereld van eigenbelang en egoïsme. Vanuit ons geloof in de toekomst kunnen wij echter zeggen dat dat niet de weg is die we willen gaan.
Wij gaan de smalle deur door, niet omdat we het onszelf moeilijk willen maken, maar juist omdat we kiezen voor het leven, samen met anderen, in solidariteit en liefde. Dat is de weg van God, die ons voorhoudt dat het leven waard is geleefd te worden.
Laatsten zullen eersten zijn en eersten zullen laatsten zijn. Wie zich vooraf buigt over de vraag naar het goede, komt nooit te laat, die is op tijd. Wie zich eerst laat leiden naar de brede poort en pas later kiest voor het goede, kan te laat zijn. Dan is de nauwe deur helemaal gesloten. Daarom bidden we vandaag voor mensen die voor belangrijke keuzes staan, grote beslissingen moeten nemen. Het gaat dan niet over de keuze tussen gebakken aardappels of friet bij het avondeten. Het gaat wel over de keuze tussen liefde en haat; tussen aandacht en links laten liggen; tussen samen en alleen. We bidden voor hen dat ze tot een goede beslissing kunnen komen, misschien met onze hulp, met onze aandacht en onze liefde.
De vraag voor vandaag lijkt me eenvoudig: kiezen wij voor de brede poort met uitzicht op gemak en eigenbelang; of kiezen wij, in al zijn consequenties, voor de nauwe deur met uitzicht op geluk en solidariteit?