Vuur zal ik komen brengen
Op de televisie konden we zien hoe de natuurelementen alles in hun omgeving kunnen verwoesten. Het vuur laait op, helikopters vliegen af en aan met tonnen water. Iemand die ooit een brand heeft meegemaakt zal de geur en de rook nooit vergeten. Zo overweldigend kan het zijn.
Over dit vuur, dit natuurelement, dat kan verwoesten en kan louteren, gaat het niet in het evangelieverhaal van vandaag. Jezus spreekt hier niet over het feit dat hij bosgebieden en dorpen in vuur en as legt. Jezus heeft het hier over innerlijk vuur, over geestdrift en enthousiasme. Hij heeft het over keuzes die je maakt als je eenmaal voor zijn boodschap kiest. Die keuze heeft gevolgen. Je kunt er niet koud bij blijven. Eenmaal die weg van liefde ingeslagen, moet je haast wel in vuur en vlam gaan staan, vol geestdrift en enthousiast.
Er zijn mensen die met alle winden meedraaien, als de haan op de kerktoren. De ene keer praten ze vol geestdrift over een bepaalde situatie, de andere keer praten ze er heel anders over. Dat is niet de bedoeling, aldus Jezus in het verhaal van vandaag. Trouw en standvastig ingaan op zijn weg, vraagt nogal het een en ander. Dat kan conflicten opleveren omdat je consequent je weg volgt. Niet toedekken om de lieve vrede te bewaren.
In zijn tijd, waar mensen nog daadwerkelijk moesten kiezen om in zijn voetsporen te gaan staan, bracht dat ruzie en conflicten mee, zelfs binnen gezinnen. Familieleden kwamen tegenover elkaar te staan; de een wel en de ander niet de weg volgend die Jezus hen voorhield. Dan trouw blijven aan de gemaakte keuze, dat was niet gemakkelijk. Want als je moet kiezen óf de weg met je partner te blijven volgen óf de weg van Jezus, wat kies je dan?
Anno 2022 worden dat soort keuzes niet meer zo uitdrukkelijk gemaakt. In onze tolerante samenleving wordt jouw keuze gerespecteerd en blijf je overal welkom, ondanks een bepaalde keuze. En de weg van geloof is een bijna vanzelfsprekende keuze. Maar dat brengt ook vervlakking met zich mee. Die vanzelfsprekendheid laat de keuze onbesproken. Het hoeft niet meer besproken, want het spreekt vanzelf.
Een radicale keuze voor de liefde, waar vinden we die heden ten dage? Dan wordt er al snel gekeken naar religieuzen en priesters. Zijn dat de enigen die kiezen voor de weg van Jezus, voor de weg van liefde? Het is niet te hopen. Binnen elke relatie, in elke samenlevingsvorm, kun je die weg van liefde gaan, want het is een levenshouding, een houding van open handen, open oren en een open hart. Het gaat om radicaal kiezen voor samen delen, luisteren naar elkaar en liefde voor elkaar.
Het kan ons allemaal koud laten, het kan ons in vuur en vlam zetten. Ik hoop dat laatste, dat we vol geestdrift, vol vuur, kunnen kiezen voor de weg van Jezus, voor de weg van de liefde. De vraag is dan wel: kiezen wij voor het goede, het echte en het ware vanuit onze liefde?
Auteur: admin
Overweging
Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw. De woorden uit het evangelie van vandaag roepen een scala van teksten op, waarin wachten centraal staat. En toch kan het ene wachten dag en nacht verschillen van het andere wachten. Wacht maar, ik krijg je nog wel. Op die manier klinkt wachten als een dreigende belofte. Wachten dat zint op wraak, op vergelding, genoegdoening. Zo menselijk, zo herkenbaar voor ieder van ons denk ik. Een wachten dat misschien ooit even beloond zal worden, maar uiteindelijk zeker niet de vervulling zal geven waar we op gehoopt hadden. Maar er is ook een ander wachten. Wachten op het moment dat het anders, beter zal worden. Beter, in welke zin dan ook. Alleen, met dat wachten hebben we vaak zo’n moeite, het duurt zo lang. En dat is vervelend, want we moeten al zo veel wachten in deze wereld. Hoe vaak staan we niet net in de verkeerde rij voor de kassa. Of moeten we wachten op de trein of de bus die weer eens vertraging heeft of soms helemaal niet komt. Wachten bij de dokter, wachten op een uitslag van een onderzoek, wachten, wachten en nog eens wachten. Het leven lijkt soms alleen maar uit wachten te bestaan. En de ellende is, we vinden dat zonde van de tijd. Dat is ook niet zo gek in een wereld waarin haast, efficiëntie , productie, snelheid, presteren zo’n belangrijke rol spelen. Niks stil maar, wacht maar. Niks wachten. Ik wil nu, want ik weet wat ik heb, en ik weet niet wat het straks zal worden. Zekerheid, daar lijkt het allemaal om te gaan. Daarom moeten we doorgaan, kost wat het kost, want wachten kost tijd. En tijd kost geld en dat is zonde. Wij worden opgejaagd en wij jagen ons zelf op, raken overspannen en belanden soms in een burn-out. Het lijkt wel alsof we wachten alleen nog maar kennen als tijdsverspilling, als een noodzakelijk kwaad. Het wachten als vervulling van de tijd is ons wezensvreemd geworden. Toch worden we in het evangelie van vandaag opgeroepen om te wachten. Houd uw lendenen omgord, en uw lampen brandend. Degenen voor wie Lucas zijn evangelie schreef wisten precies waaraan hij refereerde. Het ging over hun voorouders die op de avond voor de grote uittocht uit het slavenland Egypte werden opgeroepen waakzaam te zijn. Ook voor hen was dit geen gemakkelijke opgave want ze waren al zo vaak teleurgesteld. Belofte na belofte niet ingelost, plaag na plaag over hen uitgestort. De moed zou je toch in de schoenen zakken. Waarop wachten, wachten na zoveel teleurstellingen, keer op keer weer die desillusie. Waarom nog wachten Het wordt niet nieuw, nooit meer, noch de hemel, noch de aarde. Deze geluiden zullen vast en zeker geklonken hebben, zoals ze ook vandaag nog klinken. De geluiden van de doemdenkers en onheilsprofeten. Of, zoals sommigen zeggen, geluiden van realisten. Zit dit ook niet een beetje in ons verscholen. Klinkt in ons ook niet zo af en toe, of misschien wel regelmatig: Wachten is zinloos. Idealen zijn voor dromers. Hopen op betere tijden is voor dwazen. Geloven in God is voor hen die niet kunnen leven met het idee dat het nooit afgelopen zal zijn. Misschien hebben deze stemmen op veel punten ook wel gelijk. Maar het boeiende is dat het in het leven, als het er op aan komt, niet om gelijk hebben gaat. Het volk dat de lampen brandende heeft gehouden en de lendenen omgord, heeft mogen ontdekken dat het niet voor niets is geweest. Het is op weg gegaan met in zijn hart het lied van verlangen. Stil maar wacht maar alles wordt nieuw, de hemel en de aarde. Dat verlangen werd niet meteen vervuld. Veertig jaar moest het de ellende van de woestijn doorstaan, een leven lang. En elke dag weer die lampen branden houden en de lendenen omgord. Dat vraagt vertrouwen. Dat vraagt hoop. Dat vraagt geduld. Dat vraagt om het vermogen te kunnen wachten. Maar meer nog de vraag aan ons; Kun je nog stilstaan bij waar jij op wacht? Het wachten waartoe wij worden opgeroepen is niet het wachten dat de tijd doodt, maar het wachten dat nieuw leven brengt, hoe dan ook.
Overweging
We lazen vanmorgen een gedeelte uit het evangelie volgens Lucas. Lucas schrijft zijn evangelie als een reisverhaal. Reisverhaal in het geval van Lucas moet je niet begrijpen in de betekenis van vakantie, zoals wij dat kennen. Jezus trekt door het land. Uiteindelijk is zijn bestemming Jeruzalem. Hij ontmoet allerlei mensen. Ook mensen die voor langere tijd met hem meetrekken, zijn leerlingen. Hij gaat op bezoek bij vrienden, Martha en Maria bv., maar ook ontmoet hij prostituees en tollenaars. Lucas vertelt daarover en schrijft ook over de verhalen die Jezus vertelt en wat dat losmaakt bij mensen.
Aan het begin van het gedeelte van vanmorgen staat dat Jezus ergens in gebed was. Jezus trok zich regelmatig terug op een eenzame plaats. (…)
En wanneer hij daarmee stopt zegt een van zijn leerlingen tegen hem:
Heer leer ons bidden.
En dan antwoordt Jezus: Vader, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Geef ons elke dag ons dagelijks brood; en vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan ieder die ons iets schuldig is.
En leidt ons niet in bekoring.
Oude en vertrouwde woorden, die in deze kapel iedere dag worden uitgesproken. Iedere zondag in alle kerken wereldwijd en dus in alle talen. (..)Ze worden gezegd aan eettafels en aan graven. Het biedt mensen houvast en tegelijkertijd roept het ook bij velen vraagtekens op. Het lijkt soms een verzameling vrome wensen, aan God voorgelegd, waarbij je zelf buiten schot blijft. Hoe is dat voor ons?
Zijn deze woorden voor ons vandaag nog relevant ?
Wat betekenen, wat kunnen ze betekenen voor ons vandaag?
Bidden is voor veel mensen niet meer zo vanzelfsprekend. Velen kunnen het niet meer goed. Toch hoort bidden tot de kern van waar het in de bijbel om gaat.
Die verlegenheid met bidden, waar komt die vandaan? Er zijn genoeg mensen die als kind met geloof en kerk zijn opgevoed. Zij hebben als kind leren bidden. Ik herinner mezelf ook nog wel een bijna overdosis aan gebeden. Voor het eten, na het eten, Bij het begin van de schooldag en bij het einde. Voor het naar bed gaan. Zondags in de kerk. Op catechisatie, bij de jeugdvereniging. Zo waren er talloze momenten. Maar of je daar zelf ook zo bij betrokken was…
Je werd opgevoed met de idee dat God alles zag en wist.
Veel mensen hebben afgehaakt wanneer het om deze vorm gaat. Ze kunnen niet meer uit de voeten met de oude beelden. Zij zijn teleurgesteld in wat er gebeurd is in hun leven. Wie kent niet de voorbeelden van de onvervulde gebeden. Je hebt vurig gebeden om iets, genezing van een geliefd iemand bv., en het is niet gebeurd. Er kunnen allerlei redenen zijn om niet meer te bidden.
Die verlegenheid met bidden is niet alleen iets van onze tijd, maar dat gold (dus) ook al voor de leerlingen van Jezus. Zij vragen Jezus om hen erbij te helpen. ‘Heer leer ons bidden’.
Allereerst: wat is bidden en hoe doe je dat?
Wij verbinden bidden vaak met spreken en dat kan een onderdeel van het bidden zijn. Maar bidden begint met stilte. Met het zoeken van concentratie. Het begint met je te onttrekken aan alle stemmen om je heen. Het is proberen los te komen van alle dingen waar je zo druk mee kunt zijn in je hoofd. Dat is lastig voor ons in deze tijd, waarin het zelden stil is. Waar voortdurend berichtjes binnenkomen die onze aandacht vragen. We moeten ook voortdurend bereikbaar zijn, lijkt het wel.
Maar bidden begint met stilte en dan is bidden luisteren. Bidden is een hoorder worden. Horen waarnaar? Horen naar de woorden uit de Bijbel / woorden van Jezus, bijvoorbeeld.
Ik denk dat dat ook was wat Jezus deed wanneer er staat dat hij in gebed ging. Stilte en gebed waren voor hem noodzakelijk om te volharden in zijn zending.
Horen naar de woorden van de Bijbel/ van Jezus, dat geldt ook voor ons. Het is denk ik niet voor niks dat Lucas de woorden van Jezus over bidden zet in de context van verhalen over zorgen voor een ander / elkaar.
Vb. Barmhartige Samaritaan, voor wie ben je een naaste? Het verhaal over Martha en Maria. En in het gedeelte van vanmorgen over de vriend die in de nacht om brood komt vragen. Zorgen is een thema bij Lucas. Het verhaal over bidden staat daar niet los van. Want bidden is niet een verzameling (vrome) wensen aan God voorleggen, waarbij je zelf buiten schot blijft. Bidden ontslaat je niet van wat je kunt en moet doen, maar schakelt je in in wat je uitspreekt. Wie een vraag stelt krijgt er een terug.
Uw Naam worde geheiligd, klinkt als een vrome wens. In de Nieuwe vertaling staat: laat uw naam geheiligd worden. Misschien drukt dat beter uit dat er ook van ons een actieve houding verwacht wordt.
De naam heiligen betekent: dat iets van de goedheid van God zichtbaar/voelbaar wordt / moet worden. Als je daar om bidt, krijg je een vraag terug: wat doe je er aan om de goedheid van God te weerspiegelen, in de buurt in de richting van mensen die op je weg komen.
En dan: laat uw koninkrijk komen. Het koninkrijk van God is een Bijbelse uitdrukking voor leven zoals het bedoeld is. Als je daar om bidt, komt de vraag in jouw richting: Wat doe jij eraan om het leven leefbaar te maken en te houden? Wat kun jij doen? Huub Oosterhuis noemt dat in een van zijn liederen: Een nieuwe wereld.
Dat een nieuwe wereld komen zal waar brood genoeg en water stroomt voor allen.
Daar bouwen wij veilige buurten, wonen dooreen in wijken van vrede. (…)
Misschien kent u het wel.
Dat maakt duidelijk dat er een actief aandeel van ons verwacht wordt.
Bid je; uw wil geschiede, dan heb je het niet over een vrome vorm van berusting: het heeft zo moeten zijn, het is nu eenmaal de wil van God, het gaat zoals het gaat. Nee, dan zeg je: de wil van God moet gebeuren en dat betekent: recht doen, hongerigen moeten worden gevoed, naakten gekleed, en gevangenen bezocht. Als je daar om bidt, zeg je eigenlijk: laat onze wil de uwe niet in de weg staan.
Bidden bepaalt je dus bij de wereld. Bij je omgeving en bij jezelf Het opent je de ogen en maakt je attent op wat er gebeurt om je heen. Bidden betekent: aandachtig leven! God nodigt ons uit bondgenoot te worden voor zijn Rijk.
We leven in een onrustige tijd. Dat is door alle tijden heen vaak gezegd, maar er spelen nu wel heel veel zaken. Misschien ervaar ik / wij dat ook wel zo omdat we er voortdurend en direct door alle media onmiddellijk van op de hoogte gebracht worden.
Persoonlijk heb ik soms de idee dat we door het aantal crises overspoeld worden. Klimaatcrisis, de stikstofcrisis, voedsel, energie/ olie, vluchtelingen, oorlog, en niet onbelangrijk, wat doen de diverse wereldleiders met hun macht?
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar mij bekruipt soms een licht wanhopig gevoel. En toch. Er wordt niet van ons gevraagd alles op te lossen, maar wel om dat te doen wat in onze macht ligt. En dat is soms ook weer verrassend veel.
Het Onze Vader leert waar het bij bidden op aan komt. Het stelt dringende vragen, maar dat niet alleen. Jezus bidt: Onze Vader. Vader staat voor Jezus voor de stem die hem oproept om met zijn leven zijn bestemming te vinden. God de/ zijn Vader die heeft gezegd: Ik zal er zijn. Dat klinkt ook in onze richting.
Onze Vader:
Dat geeft aan dat je er niet alleen voor staat. Bidden heeft ook te maken met verbinding, met gemeenschap, met elkaar bemoedigen, elkaar aansporen en elkaar troosten.
Bidden is aandachtig leven, maar dat doet niets af aan de afzonderlijke momenten van aandacht. Vieringen zoals deze zijn er ook om ons vertrouwen te versterken. We mogen onze zorgen aan God voorleggen en om zijn Geest bidden. Bidden om een teken van liefde. (ps. 103)
Het is goed om het Onze Vader te blijven bidden. We mogen het aanvullen en invullen met wat we doen en met wat ons bezighoudt. Zo biddend en zo levend zullen we dan ervaren dat er telkens weer geloof, hoop en liefde is om het leven te leven.
Amen.
Overweging
Ik denk dat het niet voor zal komen dat er iemand naar mij toekomt en zegt; Ik ga een nieuw huis bouwen en wat vind jij waar ik beslist aan moet denken. Maar als het wel gebeurt zal antwoord zijn; Zorg voor een royale keuken met alles er op en er aan, maar vooral met een grote tafel en veel stoelen. Want nergens komen zulke goede gesprekken tot stand dan aan een keukentafel. Zij of hij die kook of voor iets anders zorgt kan ook aan de gesprekken meedoen en hoeft zich niet buitengesloten te voelen.Had Martha maar zo’n keuken gehad, dan had zo niet jaloers op Maria hoeven zijn. Naar het thema van vandaag hoef je niet lang te zoeken. Dat ligt er duimendik bovenop. Zowel in de eerste lezing als in het evangelie.Het gaat duidelijk over gastvrijheid. Abraham is een typisch voorbeeld van joodse gastvrijheid. En van Martha kan je hetzelfde zeggen. De gast staat bij hen beiden duidelijk centraal. Abraham zet al zijn personeel, zelfs zijn vrouw Sara, aan het werk om de gasten ter wille te zijn. Ook Martha wordt helemaal in beslag genomen door de drukte. Ze wil haar gast zo goed mogelijk bedienen. Ze zorgt voor alles, is bang ook maar ergens in te kort te schieten. Ze is dan ook kwaad op haar zus, die daar zomaar aan de voeten van de gast gaat zitten. Om naar Hem te luisteren. Ook Martha zou dat graag willen, want ook zij weet dat deze Gast heel wat te vertellen heeft. Maar voor de vrouw is in haar ogen een andere taak weggelegd. Toch kan ze het niet laten de Heer te vragen zijn oordeel over de houding van Maria uit te spreken. En dan wordt Jezus ook haar leraar. Hij geeft haar les in ware gastvrijheid. De kern van deze les is: Vraag je af, wie is gast, wie gastheer? Martha beschouwt zich als gastvrouw en de Heer als gast. Maria voelt het omgekeerde, zij is gast bij de Heer. Daarom zit ze ook aan zijn voeten. Eén en al oor. In Jezus woont het Woord Gods. Of zoals de evangelist Johannes zegt: In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Het Woord is in de wereld gekomen en spreekt. Het verzamelt mensen om zich heen. Is gastheer. Kom, luister. Wie oren heeft die hore. Het initiatief gaat dan volledig uit van de Leraar. Hij roept, nodigt uit, ontvangt. Maria heeft dit goed begrepen en is als een leergierige leerling aan zijn voeten gaan zitten. Luisteren is toch ook een vorm van dienen? Is luisteren niet jezelf inhouden, reacties achterhouden, nog maar even wachten met wat te zeggen? Luisteren houdt ook in dat je keert naar de ander, met heel je wezen. Tot nu toe spreken we over twee personen. Martha en Maria. Is het niet zo dat de opstelling van deze twee vrouwen vaak beide in ons aanwezig is? Hebben ook wij niet de ervaring dat als we onverwacht gasten krijgen, we vaak in tweestrijd verkeren. Wat moet ik nu eerst doen, me bezig houden met de verzorging van de inwendige mens. Koffie zetten, eten voorbereiden. Of eerst maar eens bijpraten? Het ene kan niet zonder het andere. Martha en Maria samen geven een beeld van de mens, ook van de gelovige mens. Het gaat in dit verhaal over meer dan alleen maar de gastvrijheid. Bij de voorbereiding van deze overweging las ik een artikel over een ervaring die in verband werd gebracht met het verhaal van deze twee vrouwen. De schrijver vertelt over zijn bezoek aan een kapel in een klein Normandisch dorpje. Een kleine kapel in een grote oude abdijkerk. In deze kapel staat een groot Christusbeeld, dat is nog niet zo vreemd, maar dit beeld wordt uitsluitend omringd door zes beelden van heilige vrouwen. We beseffen vaak te weinig hoe belangrijk de vrouwen, zeker ook voor de Heer, zijn geweest. We kennen allemaal de twaalf apostelen, maar vergeten de vrouwen die de Heer volgden. Vrouwen die, zo horen we van de evangelisten: “hen uit eigen middelen verzorgden”. Kennelijk was er, als het aan de mannen alleen gelegen had, niet genoeg brood op de plank. Hiermee wordt de plaats van de vrouw in de kerk, een toch nog vaak gemarginaliseerde plaats, in een ander daglicht gesteld.
Daarom is het óók belangrijk dat we vandaag dit verhaal van Martha en Maria lezen. Het is dan ook een beetje pijnlijk dat er zo snel oordelend gesproken wordt over de rollen van deze twee vrouwen. Martha de uitsloofster en Maria de wijze, luisterende vrouw. Zeker de rol van Martha mag wel wat opgewaardeerd worden. In het jodendom is de keuken een heilig terrein. Als een vrouw niet in staat is de joodse huishouding te voeren, zijn mannen met al hun vroomheid nergens. En het is de vrouw die het geloof doorgeeft. Een joodse vader is niet genoeg, de joodse moeder wel, wil het kind van beiden jood of jodin zijn. Martha lijkt zo dan ook de behoedster van het actieve geloof, de orthodoxie. Later spreekt ze, we lezen dat in het evangelie van Johannes, de schitterende geloofsbelijdenis uit: Heer, ik geloof dat Jij de Messias bent, de Zoon van God die in de wereld gekomen is. De belijdenis die staat. Je kunt er een kerk op bouwen. En dan Maria. Die luistert naar het nieuwe, ze verstaat het en verbaast zich. Ze verbaast zich over de rijkdom van het geloof. Ze beseft zich dat de mens niet leeft van brood alleen, maar van alle dingen die voortkomen uit de mond van God. Martha en Maria, twee vrouwen die ons wijzen op essentiële zaken in ons geloofsleven, volhouden in trouw en je open stellen voor het nieuwe. Orthodoxie en vernieuwing, ze zijn allebei nodig willen we het geloof overdragen aan de komende generaties. De kerk zal niet kunnen bestaan als er geen Martha’s zijn. Vrouwen en mannen die stug door blijven gaan met de gewone dingen die gedaan moeten worden in de wereld waar ieder zijn verantwoordelijkheid voor draagt. Maar de kerk zal de vonk, de geestkracht missen als er geen mensen als Maria zijn. Vrouwen en mannen, jong en oud, die durven horen wat nog niemand gehoord heeft en durven doen wat nog niemand gedaan heeft. Maria inspireert Martha vanuit haar beschouwing. Martha zal op haar beurt Maria vanuit haar concrete levenservaring bijsturen. Samen zullen ze dan een weg door het leven vinden waarop beiden gelukkig zijn. Een weg die ook wij moeten gaan, luisterend naar de Heer en werkend om zijn Woorden in het dagelijks leven gestalte te geven.
Soms hoor je wel eens iemand die wordt geïnterviewd zeggen: ’Da’s een goeie vraag!’ Je zou dat ook kunnen zeggen van die Wetgeleerde die naar Jezus kwam met de vraag: ’Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Maar het is niet alleen een goeie vraag, het is zonder meer de hamvraag! De vraag waar het voor ons allen om gaat. Je zou verwachten dat iemand die zo’n belangrijke vraag stelt, ook een uitgebreid antwoord krijgt. Maar neen. Het antwoord ligt al eeuwen voor de hand. Het staat zwart op wit in de joodse Thora, in ‘de wet’ zeggen wij : ‘Gij zult de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand en uw naaste gelijk uzelf.’
Maar de Wetgeleerde wil Jezus op de proef stellen en komt met een nieuwe vraag: ’En wie is mijn naaste?’ Daarmee slaat de Wetgeleerde een andere vraag over.
Een vraag die aan zijn vraag vooraf moest gaan. Het gaat over God en de naaste. Hij vraagt niet: ’Wie is God?’ Komt die vraag dan niet aan de orde? Jawel, maar pas in het antwoord van Jezus. We horen dat Jezus niet met de Wetgeleerde in discussie gaat, al zou deze dat denk ik wel graag willen. Het is algemeen bekend dat Wetgeleerden graag over uitleg van teksten discussieerden. Maar Jezus wil over deze tekst geen abstracte theorie verkopen. Want het gaat hier niet om theorie maar om concrete praktijk. Hij vertelt een uitdagend verhaal wat je niet onverschillig kan laten. Het moet je hart raken en je handen uit de mouwen doen steken.
Een eenzame reiziger wordt door rovers overvallen. Ze pakken zijn bezittingen, slaan hem halfdood en laten hem liggen aan de kant van de weg. Maar gelukkig komt daar toevallig een priester langs. Hij komt van Jeruzalem en heeft daar God gediend. Hij had niet kunnen denken dat hij na het dienen van God, al zo vlug zich kon wijden aan het dienen van de naaste. Na het eerste gebod dient zich nu toch meteen ook het tweede gebod aan. Mooier kan het niet. Maar …hij loopt met een boog om hem heen! Nu komt er ook een leviet voorbij. Dat is ook een tempeldienaar, als het ware de schaduw van de priester. Hij moet de priester in alles bijstaan. Priesters en levieten stonden in hoog aanzien bij de mensen. Ze mochten daarom ook hun handen niet vuil maken aan deze halfdode aan de kant van de weg. Als ze hem aanraken zou hij in hun handen kunnen sterven. En dan zijn ze onrein. Dan mogen ze geen dienst meer doen in de tempel. Je kan je dan wel afvragen: Wat is dat voor een godsdienstigheid? Met glorie God dienen, in een schitterende tempel, maar mensen laat creperen? En dan komt er een Samaritaan voorbij. Hij is in de ogen van de joden een ketter, een afvallige, een slechte mens die je uit te weg moet gaan. Maar die Samaritaan gaat niet uit de weg voor de halfdode. Hij verzorgt hem tot en met. Hij brengt hem naar een veilige herberg, blijft de hele nacht bij hem, geeft aan de waard genoeg geld voor een hele week en zegt dat hij nog zal terugkomen na zijn reis naar Jericho. Die Samaritaan aarzelt niet. Hij ziet het gevaar, want ze kunnen hem ook overvallen. Precies ook, omdat hij als een vijand wordt gezien. Maar hij steekt onmiddellijk de handen uit de mouwen en doet alles wat hij kan om de gewonde te helpen. ‘Hij had medelijden met hem’ staat er. ‘Medelijden’ is een beetje een te zwak woord. Eigenlijk staat er letterlijk: dat het hem in de buik slaat. Het Hebreeuwse woord voor ‘medelijden’ is afgeleid van ‘moederschoot’. Huub Oosterhuis schrijft zo dichterlijk mooi in een van zijn liederen: ‘Een schoot van ontferming is onze God.’ Ook de oorsprong van het Nederlandse woord ‘barmhartigheid’ is suggestief: het komt van ‘armhartig’. Met een ‘arm hart’. Een hart dat niet vol is van zichzelf. Dat wijd open staat voor de ander. Zo’n hart heeft de barmhartige Samaritaan. Hij is tot in zijn ziel bewogen en komt dan ook tot daadwerkelijke beweging. Ik las eens het volgende; tijdens de oorlog was er een boer die ‘s morgens op zijn land een Engelse soldaat vond. Die was ’s nachts, met zijn parachute, uit een Engels vliegtuig gesprongen tijdens een geheime missie. Maar hij had bij de landing zijn been gebroken. Jaren na de oorlog interviewde een verslaggever de boer en vroeg hem: ‘Wat ging er door u heen, die vroege morgen, toen u die gewonde soldaat op uw veld zag liggen?’ ‘Ik wou dat hij er niet gelegen had,’ zei de boer, ‘maar toen hij er lag, lag hij er voor mij’. Ik kon hem toch daar niet laten liggen. Het belangrijkste van dit evangelie zit hem in de staart. Jezus stelt nu de hamvraag aan de Wetgeleerde: ’Wie is de naaste van de man die in handen van rovers is gevallen?’ Het antwoord is: ’Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ Jezus zegt: ‘De naaste dat ben jij, als je barmhartigheid betoont.’ Niet langer de ander is mijn naaste, maar ik moet de naaste worden van de ander.
Jezus draait het om. Hij legt de barmhartigheid in ons hart en in onze handen. ‘Ga en doe evenzo,’ klinkt het. Kom nabij, kom heel dichtbij, naast jouw medemens, met je liefde en zo breng je God zelf nabij. De verre God is in Jezus Christus onze naaste geworden, want: ’Wat je aan de minsten der mijnen doet, heb je aan mij gedaan.’ Is Jezus zelf niet de naaste geworden van alle gekwetste en geslagen mensen die hij ontmoette? Is hij niet onze naaste waar we samen zijn in zijn naam? Waar we zijn brood breken voor elkaar, zoals nu in deze viering? Ja…God komt inderdaad ook ter sprake in dit evangelie. Hij is heel dicht bij ons als wij, zoals de Samaritaan, naaste worden van onze medemensen.
Afgelopen vrijdag kwam ik terug van drie weken vakantie. Ik nam de teksten van deze zondag mee, om ze te overwegen met het oog op de overweging van vandaag.
Hoe we naar onze vakantiebestemming in Duitsland vertrokken stond eigenlijk haaks op wat ik in de evangelielezing van vandaag las. Onze auto zwaar beladen: tassen vol kleding, boeken, toiletgerei, proviand voor de eerste tijd. Zoals gewoonlijk namen we veel te veel mee.
En daarnaast troffen we alle nodige – en misschien ook onnodige – voorzieningen: automatisch antwoord op de e-mail, medische verklaring, medicijnenlijst van de apotheek, reis- en ziektekostenverzekering voor het buitenland.
Ook Jezus zond zijn leerlingen op weg, maar zonder bagage: geen beurs, geen reiszak, geen schoeisel. Vreemd!
Vakantie! Tijdelijk afwezig: even niet storen! We trekken naar elders, we willen er tussenuit om tot de broodnodige rust te komen, om dingen te doen die we anders niet kunnen doen, dingen waar we de tijd niet voor kunnen of willen nemen, om bepaalde plaatsen te bezoeken. Sommigen onder ons gaan niet zomaar op reis, ze gaan op kamp met kinderen met een handicap of op pelgrimstocht naar Taizé, Assisi, Compostella. Ze willen tijd maken voor elkaar, voor anderen of voor God. Ze willen hun geloof verdiepen.
Ook de leerlingen van Jezus gaan niet zomaar op stap, ze hebben een opdracht: de Blijde Boodschap verkondigen en de zieken genezen. Het eerste echter wat ze moeten doen, is vrede brengen: uw eerste woord zal vrede zijn!
Als wíj mensen ontmoeten, zeggen we: ‘goede dag’ of ‘goede morgen’. We wensen elkaar het goede toe. We doen dat nog meer ter gelegenheid van feesten, verjaardagen, jubilea. Het is eigenlijk heel vreemd, dat wij in onze taal geen groet hebben waarin de vredesboodschap van de Heer wordt uitgesproken. Als we afscheid nemen, zeggen we ‘vaarwel’, wat dan betekent ‘het ga je goed’. Toch lijkt me dat typisch voor een volk dat geleerd heeft om te vechten tegen water, dijken en dammen heeft leren bouwen en steeds leeft met het risico van ondergelopen straten en kelders. Vaar-wel.
In de anderstalige buurlanden met een christelijke cultuur vinden we wel begroetingen die iets hebben van de vredesgroet van de Heer. De Engelsen zeggen good bye, dat is een samentrekking van ‘God bless you‘, moge God je zegenen. Fransen zeggen adieu en in het Spaans luidt het a Dios,
naar God, tot bij God. In het Duits hoorden we deze weken veelvuldig Grüss Gott, God groete u.
Maar de authentieke Bijbelse uitdrukking blijft bewaard bij onze joodse broeders: shalom, vrede.
Het Bijbelse woord shalom betekent méér dan geen oorlog. Het is vrede met God, met de mensen en in het eigen hart. Wij mogen te-vreden mensen zijn, mensen vol vrede en we mogen anderen die vrede ook toewensen. Mensen moeten elkaar respecteren, waarderen en liefhebben. Zo komt er rechtvaardigheid en vrede, zo groeit de shalom. Diep geluk ligt niet in macht en bezit, zelfs niet in kennis en succes. Het ligt in de liefde die we mensen toedragen en die we van mensen krijgen. Het ligt in de vreugde een goed mens te zijn.
Is het u wel eens opgevallen hoe vaak we tijdens een eucharistieviering spreken van de vrede van de Heer? Het eerste woord dat de priester meestal spreekt, is: ‘Genade en vrede zij met u!’ Dat is een aanmoediging. We zijn samengekomen in de Geest van Jezus en in die Geest willen we leven. We zingen vaak samen met de woorden van de engelen bij de geboorte van de Heer: ‘Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan alle mensen.’
Voordat we samen delen in het lichaam van Christus, klinkt het uitdrukkelijk: ‘De vrede des Heren zij met u’ en het laatste woord zou moeten zijn: ‘Ga nu allen heen in vrede!’ Dat is een opdracht, een zending die ook aan ons gegeven wordt, zoals aan de 72 leerlingen. De vrede die we samen bij de Heer ervaren hebben, moeten we gaan uitdragen in onze eigen omgeving.
Het lijkt allemaal wel mooi gezegd: vrede, vrede… Lees de krant eens, kijk eens naar het journaal op TV. De oorlog in Oekraïne lijkt steeds meer de wereldvrede te bedreigen. En als ik in de eerste lezing lees: “Als een rivier leid Ik de vrede naar haar – Jerusalem – toe”, kan ik niet nalaten te denken aan Israël en de al tientallen jaren slepende Palestijnse kwestie, aan Jeruzalem, stad van vrede. Ik vraag me luidop af: “Waar is nu uw vrede?”
Al in het boek der Klaagliederen, waaruit we gedeeltes horen tijdens de Heilige dagen van de Goede Week, huilt men om de verloren vrede, om het einde van het Beloofde Land: “De heerseres over de volkeren is nu een weduwe, Israël is vernietigd, Jeruzalems meisjes laten het hoofd hangen, kinderen en zuigelingen sterven op straat, alle voorbijgangers slaan de handen ineen, hoofdschuddend en verstomd over Jeruzalem zeggend: Waart gij die volmaakte schoonheid, die vreugde der aarde?” Enkele regeltjes uit de Klaagliederen, meer dan 2000 jaar oud, maar brandend actueel. En niet alleen in het Midden-Oosten. Op veel plekken in de wereld wordt de vrede bedreigd.
‘Zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven.’ Thomas Hobbes, een Engelse filosoof uit de zeventiende eeuw, zei dat mensen zijn als wolven voor elkaar, er heerst permanent oorlog, het recht van de sterkste. We hoeven het trouwens niet zo ver te zoeken: familievetes, burenruzies, rivaliteiten tussen mensen, conflicten allerlei. Er is geen vrede!
Misschien ligt de oorzaak in het feit dat we voor onderweg te veel bagage meenemen. Luxe goederen mogen niet de voorrang krijgen op het levensnoodzakelijke. Vrede kan er alleen komen
door wereldwijde inzet voor voldoende productie van nuttige goederen en een rechtvaardige verdeling ervan onder de hele wereldbevolking. Het hachelijkste punt voor de toekomst van het Westen is de bereidheid van de bevolking tot herverdeling van de welvaart en de goederen. Onze overvloed is niet evident. Als we niet bereid zijn te herverdelen, zal men het ons afnemen en zal er nog meer bloed vloeien. Nu wordt het begrijpelijk waarom Jezus zegt dat de leerlingen niets hoeven mee te nemen; er is immers maar één zaak belangrijk: het Rijk Gods en zijn gerechtigheid. We moeten leren vele zaken los te laten en in de eerste plaats vrede te brengen.
In het evangelie staan enkele straffe uitspraken hieromtrent: schud het stof van uw schoenen, laat de ballast achterwege, maar ook, bij Marcus: “dreigt uw hand u tot zonde aan te zetten, hak ze af; als uw oog u hindert, ruk het uit, want je moet het ware leven nastreven en het Rijk Gods en het vuur van de hel en de oorlog vermijden”.
Wij kennen allemaal de realiteit van het geweld, van oorlog, conflicten en tegenstrijdigheden, maar als christenen zeggen we: ‘en toch!’ Toch blijven we geloven dat vrede mogelijk is. Niet als een utopie, maar als een belofte van de Heer zelf. Die vrede zal ons gegeven worden. We kunnen niet zelf die vrede bewerken, op eigen krachten alleen lukt het ons niet. Die vrede wordt ons gegeven door de Vredevorst, de Messias. Die vrede is een gave van de Heer en daarom bidden wij in elke eucharistie om die vrede: “Lam Gods, geef ons uw vrede! Gij, die aan uw apostelen gezegd hebt:
mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u… Vervul dan uw belofte en geef ons vrede”. Als gelovigen zijn we ervan overtuigd dat oorlog geen noodlot is, dat er niet alleen onheil is, maar dat we ook leven in een heilsgeschiedenis omdat Jezus onze vrede is en ons vrede heeft toegezegd.
Een achttiende-eeuws gebed zegt het aldus: “Ik richt me tot u, God, van alle wezens, van alle werelden, van alle tijden. U gaf ons geen hart om elkaar te verfoeien en geen handen om elkaar te wurgen. Help ons om elkaar bij te staan om de last van een zwaar en vluchtig leven te dragen. Geef dat de kleine verschillen tussen de mensen geen aanleiding vormen voor haat en vervolging. Het verschil in kleding van onze broze lichamen, het verschil tussen onze weifelende talen, het verschil tussen onze lachwekkende gebruiken mogen daar niet toe leiden. Wij zien vooral de verschillen tussen mensen en groepen, maar in uw ogen zijn we allen gelijk.”
Inleiding
U bent van harte welkom op deze prachtige zomerzondag in onze kapel; en op ons luisterrijke landgoed, vol van kleur en vogelgekwetter en gezang. Iemand zei onlangs: zoveel hoor ik er nooit!
Zomer. Voor menigeen nu al of bijna vakantie. De kinderen van groep 8 spelen en zingen hun einde- basisschool musicals. Voor de een is vakantie een zegen, de ander ziet er misschien tegenop. Vakantie komt van: vacare, dat zoveel betekent als vrij zijn ván werkritme, de gewone dagdagelijkse taken, om vrij te zijn vóór: jezelf; even stil worden en opademen; voor de ander: je naaste, een zieke, iemand alleen; en voor God: in overdenking, gebed, dankbaarheid, verwondering…en ook: wat vraagt God van mij.
Dat zijn ook de vragen die in de eerste lezing en het Evangelie centraal staan:
we worden geroepen; om de hand aan de ploeg te slaan. “Er is werk te doen”. Ook in de vakantie…
Blijven we staan.
Of gaan we op weg.
Overweging
De lezingen voor deze zondag zijn gewoon voorgegeven in het missaal. We kiezen ze niet zelf uit. Wereldwijd wordt, ook op dit moment in alle Katholieke kerken dit Evangelie gelezen en gehoord. Blijde Boodschap, voor deze dag. Want dat is toch de betekenis van “Evangelie”.
En in elk gedeelte zit wel een pareltje, iets waarvan u zegt, waarvan ik zeg: dat viel mij nog niet eerder op, dat neem ik mee doorheen deze week.
Christenen worden “mensen van de weg” genoemd, een dynamisch begrip, en in elke tijd is het anders hoe wij Jezus’ boodschap verstaan, hoe ons leven en de gebeurtenissen kleur geven aan Zijn woorden.
Vandaag ligt het accent vooral in de spanning tussen vasthouden en loslaten, tussen op weg durven gaan en je willen laten roepen óf kiezen voor zekerheid -of vermeende zekerheid- Loslaten kan angstig zijn.
Daarmee is het een confronterend Evangelie, en een spiegel. Hoe geworteld ben je of hoe onthecht; wat is werkelijk van waarde. Elke mens hoopt toch op wat stabiliteit, de veiligheid van een eigen huis, relaties, mensen om je heen. Zou ik het kunnen: alles achterlaten, het onzekere tegemoet?
Jezus’ woorden klinken heel urgent en ook streng. De 1e regel maakt dat al duidelijk en in de NBV staat het m.i. nog explicieter: “De tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen”.
Iets durven verliezen, achterlaten omdat iets of Iemand/iemand anders onweerstaanbaar trekt. Dat is roeping en die geldt, als levensopdracht, voor alle mensen, niet alleen kerkelijk werkers, ambtsdragers, religieuzen! En roeping is “hard werken”!
Dag Hammarskjöld, de bekende voormalig secretaris- generaal van de NAVO, schreef in zijn korte leven dagboeknotities, getiteld: Merkstenen, en hij was pas 20 jaar jong toen hij het volgende schreef:
“Anderen vinden rustplaatsen op hun weg, in de zon, maar dit is jouw weg. En het is nu, nu, dat je niet mag falen”
De hand aan de ploeg. De blik naar voor. Jezus kende het akkerland. Als je niet kijkt naar wat voor je is, zie je de stenen niet die het kostbare ploegblad kunnen beschadigen. Zonder ploegen geen voren. En diepe voren zijn nodig voor het zaaien van de gewassen, voedsel om van te leven. Hoe actueel is dat! In Oekraïne ligt er weliswaar een enorme hoeveelheid graan in silo’s, genoeg voor heel veel mensen en landen, maar door de blokkade bereikt het niet de meest kwetsbare mensen, in Jemen, in de Hoorn van Afrika. En ook het wereldvoedselprogramma van de WHO kan er niet bij. Miljoenen mensen en vooral kinderen hebben honger en krijgen onherstelbare tekorten.
De hand aan de ploeg… voor de vele vluchtelingen is het geen vraag. Voor hen is er alleen een vooruit! Zij kunnen niet terug. We zien dagelijks de beelden van mensen onderweg, met hun kinderen op de arm, en plastic tassen met schaarse middelen. Zij hebben geen keuze. Zij laten geen zekerheid van leven achter.
Vasthouden en loslaten. Een beeld van ons leven, een dynamiek die er dagelijks is in te maken keuzes, in kleine dingen. Het is als met twee handen zand. De stevig dichtgeknepen hand verliest onherroepelijk zand dat door de vingers wegglipt. De open hand laat het zand losjes in het kuiltje van de handpalm liggen. Een levensbeeld, een beeld van vertrouwen. Ons leven hebben we niet in de hand.
Niemand weet of er een morgen is. Er is wel het nu, vandaag.
En vandaag en elke dag vraagt ons ja of ons nee.
Als ik het Evangelie en ook het antwoord van Elisa tot Elia doordenk (wat een prachtig verhaal!), dan denk ik: het is goed om niet impulsief ergens achteraan te gaan. De media overspoelen ons met zoveel, dat je je machteloos voelt en niet weet wat te doen of waar te beginnen!
Het is goed om een kwestie waar we voor komen staan goed te doordenken. Ik word geroepen, kan ik het ook aan? Kan ik het waarmaken?
In roeping voor het pastoraat of religieus leven wordt ons “ja” beproefd en getoetst in een traject van verkennen, studie, in toeleiding en noviciaat.
Het behoedt ons voor onherroepelijkheid en ik denk dat het met Jezus’ leerlingen ook zo gegaan zal zijn.
Maar toch: laten we ons wegroepen uit wat wel genoemd wordt onze comfortzone? Laten we ons leven ontregelen… wat ons ook aan het denken zet?
Afgelopen donderdag 23 juni (Johannes moest wijken voor het Heilig Hart feest) vierden we het Hoogfeest van Johannes de Doper. Hij is patroonheilige, samen met Maria, van onze Orde. Ik “houd van St. Jan”. Dat klinkt wat vreemd. Maar ik bedoel heel eerbiedig, dat ik van zijn levensmentaliteit houd en dat die veel voor mij betekent. Hij was de Voorloper van de Heer; scharnier tussen de Testamenten; en we kennen hem als profeet van de advent.
Jezus werd door Johannes gedoopt in de Jordaan, op zijn eigen aandringen. Want Johannes voelde zich niet waardig zelfs maar de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zegt letterlijk: Hij moet groter worden en ik kleiner. En Jezus op zijn beurt zegt van Johannes dat niemand groter is dan hij.
Ik begon met: in elk Evangelieverhaal zit een parel. Misschien is dat deze: als wij, met vallen en opstaan, met dommigheden en miskleunen, we zijn maar mensen, de andere mens groot maken, dan is dat de weg waarop de Heer ons roept, de pelgrimage van ons leven en geloof. Naar het Rijk van God. Dat voor ons uit ligt én midden onder ons is. Om een “Christusvormige” mens te worden. Daarom bidden wij.
AMEN