U bent van harte welkom in onze heerlijk koele kapel op deze zomermorgen.
Het is de eerste groene zondag sinds het begin van de 40dagentijd.
Aan het altaar kleed kunt u dat niet zien, wel aan de stola’s van Br. Fons en Br. Jan.
“Gewone” zondagen”, waarin we Jezus volgen onderweg, vandaag met zijn leerlingen, van dorp tot dorp.
Het leven van iedere dag. Dat geldt ook voor onze omgeving. Onze buurman Gerrit heeft van het mooie weer geprofiteerd. Vorige week begon hij in de zeer vroege morgen met maaien, de hele lange dag door, met aansluitend hooi schudden en persen; klaar voor zijn vee voor de winter. En daarmee was het niet gedaan want begon het bij-zaaien voor de volgende oogst. Hoe die zal zijn is ongewis, met deze aanhoudende droogte en warmte. Onvermoeibaar doorgaan, ongeacht de uitkomst. Dat trof mij toen ik heel vroeg die ochtend buiten stond. Nú aanpakken. Er is werk te doen. Ook vandaag. U kunt het opmaken uit de achterkant van uw boekje. en zeker ook het plaatje voorop.
Het gaat over: geroepen worden, je laten raken, bereid zijn om te dienen.
Wij gaan samen in vreugde vieren! En eerst bidden dat de Heer ons nabij en genadig is.
Overweging
Het is inmiddels zo’60 jaar geleden dat Jozef Cardijn, een Vlaams priester-arbeider en maatschappelijk werker, zich heel erg inzette voor de katholieke jongeren en een andere methode van denken over de kerk, dat deze in denken en beleid zou uitgaan van het concrete leven van mensen in hun huidige realiteit. Hij ontwikkelde de methode van zien- oordelen- handelen. Misschien herinnert u zich dit nog. Wat moet ik doen, hoe moet ik handelen in de situatie waarin ik leef en vanuit het Evangelie.
De eerste brief van Paus Franciscus kreeg de titel: de vreugde van het Evangelie. Hij zette er de basis van zijn denken uiteen. Tot de huidige nog lopende synode van de Kerk. Met de titel: Vergroot de ruimte van uw tent! De Paus schrijft over de Kerk, niet eerst een gebouw van stenen, maar een gemeenschap van mensen, van ramen en deuren die open staan naar buiten; van doen wat nu gevraagd wordt in bidden, het Evangelie lezen en zorgen voor mensen… De Kerk als een Moeder met open armen en open hart. Waar ieder welkom is, om elkaar en om Jezus te ontmoeten. En die middenin de samenleving staat en relevant is. De kerk is, waar mensen in ’t voetspoor van Christus de liefde bewijzen aan elk mensenkind…
Wat deze Paus gaande houdt, is zijn gebed voor de wereld, studeren, de Bijbel lezen maar vooral naar de mensen gaan, luisteren en hen zegenen. In het bijzonder de armen, zij hebben zijn voorliefde en hij zou hen het liefst letterlijk- en dat heeft hij ook gedaan- allemaal in zijn armen sluiten. Die voorkeur heeft ongetwijfeld te maken met de tijd dat hij bisschop was in een arm bisdom in Argentinië, en hun nood heeft gevoeld en hun dagelijkse zorgen gekend. Altijd staan bij hem compassie én Jezus’ aanbod van genade voorop. En dit is dan een lange aanloop naar het evangelie van deze zondag.
Jezus roept zijn twaalf apostelen, een voor een, bij name. Zij gaan uitgezonden worden, op missie, naar de verloren schapen van het Huis Israël, staat er.
Op het prachtige schilderij van het laatste avondmaal kunt u ze alle twaalf nog zien-
Ik had kunnen ingaan op de symboliek van het getal twaalf, op de twaalf verstrooide stammen van Israël. Ik stel mij echter graag voor, dat het er meer geroepen zijn; mannen én vrouwen, elk met eigen talent en charisma, zoals ze ook bijeen zaten in de Bovenzaal, wachtend op de heilige Geest, Maria en de andere vrouwen; en Maria Magdalena, de eerste onder de apostelen.
De reden van hun zending staat helemaal aan het begin: Het is Jezus’ mededogen, Hij is begaan met het lot van de mensen. Daar zit het Hebreeuwse chesed in, liefde; en rechamiem, barmhartigheid. We hebben wel eerder gezegd dat dat te maken heeft met je buik, je ingewanden. Je voelt het diep van binnen.
Deze week verging opnieuw en alweer (!) een boot met vluchtelingen. Een mededeling op het journaal, gruwelijk. Want: 500 x een mens, een man, een vrouw, een kind, een baby…verdronken. Een theoloog schreef deze week in Trouw: we zouden niet moeten spreken over “de” asielzoekers en vluchtelingen, laat staan “de” asielcrisis. Maar over mensen die een toevlucht zoeken, een schuilplaats van veiligheid. Dat lost de zorg voor de grote aantallen niet op. Maar behoudt een menselijk gezicht! Van mens tot mens.
Dat is wel eens de angst die ook wordt uitgesproken, dat je afstompt, of wegkijkt bij het journaal, het niet meer kunt aanzien. Omdat het teveel is en je je machteloos voelt…
Hoe blijven we geraakt. Dat elk mensenleven telt.
Er wordt gezegd en ik geloof dat, dat je ziel zetelt in je buik en dat een grote emotie of angst zich daar laat voelen. Jezus laat zich raken. Steeds opnieuw. Door mensen die wanhopig zijn, naar wie niemand omziet. “Als ik terug kijk op mijn leven en hoe het nu is… zei iemand, wat doet er nu toe”…Wat doe ik ertoe…heb ik nog moed? Mensen die niemand willen vragen, niemand willen belasten! Dat is precies wat Jezus voorstaat, aandacht, een toevlucht, dat Koninkrijk.
Hij kan het niet alleen. Dat is te veel en te zwaar. Hij heeft mensen nodig, die goed zijn toegerust. Want het gaat nogal over iets! Over dat Koninkrijk, Rijk van God, hier en nu; waar mensen het goed maken voor elkaar en niemand alleen loopt, over zorg en iemand tot wie je je in gebed kunt wenden. Ook Mozes, kon het niet alleen en moest delegeren aan 70 oudsten. Ook wij niet. Daarom zijn we hier samen. Toegerust met de Geest van Pinksteren. Want Jezus roept nog steeds, tot op vandaag. En we weten, alleen- sámen kunnen we het aan. En houden we het vol en houden we elkaar vast.
Het is niet mijn/ onze verdienste alleen. Jullie hebben mij, zegt Jezus eigenlijk. En jullie hebben in Mij elkaar. Om niet heb je ontvangen. Om niet moet je geven. En rijk of arm, ieder kan iets doen voor een arme, zegt Augustinus. En als jij het niet kunt, dan doe je het toch in de ander die het wél kan. Samen werken tot de oogst. En nu kom ik terug bij onze buurman: zijn onvermoeibaar doorgaan op zijn land. Ongeacht de oogst. Hij zal er alles aan doen wat in zijn vermogen ligt, dat die goed zal zijn. Maar verder moet hij het óverlaten. In deze droogte een groot risico.
Misschien is dat een mooi beeld voor het roepingsverhaal vandaag. Doen wat in je vermogen ligt. Onvermoeibaar. In aandacht, in kleine dingen, in kleine gestes. Voor Theresia van Lisieux, die ziek was, en weinig kon dan bidden voor de wereld, met grote toewijding, werd dat haar kleine weg van geluk. Lidwina van Schiedam die wij deze week vierden, lag 38 jaar op bed maar kon toch vanuit deze positie dienstbaar zijn.
Geroepen worden bij je naam; je laten raken; erover nadenken wat je kunt doen en eraan gaan staan. Heel concreet. Verbonden met die grote gemeenschap van gelovigen wereldwijd. Jezus riep. Maar roept nog steeds. En wil ons inspireren tot nieuwe wegen.
Het is Adriaan Roland Holst die zo treffend schreef:
“Ik zal de halmen niet meer zien
noch binden ooit de volle schoven
maar doe mij in de oogst geloven
waartoe ik dien”.
Hoe uiteindelijk de oogst zal zijn… van ons leven?
Auteur: admin
Hieronder twee afbeeldingen van de ‘versiering’ van de kapel, met diverse kunstwerken van het Laatste Avondmaal.
We kunnen natuurlijk, als we het over sacramentsdag hebben, een duik in de geschiedenis nemen. We komen dan processies tegen met bruidsmeisjes, baldakijns en monstransen. Een vrije donderdag over het hele land. Dan komen we tegen dat het ontstaan is als uiting van ons katholiek geloof, tegen het protestantisme in de 16e eeuw. Maar daar doen we anno 2023 niets mee. Dat is nostalgie en verleden tijd.
Het is beter te kijken naar de betekenis van het sacrament voor ons in deze tijd en deze cultuur. Dan is het goed om eerst te kijken naar het begrip ‘sacrament’, want dat is geen begrip dat we dagelijks in ons mond nemen. Ik doe een poging om het begrip in te kaderen en te plaatsen in ons leven.
Ons leven hebben we gekregen van onze schepper, God, zo geloven wij. Daarmee drukken we uit dat God, die liefde is, de basis is voor ons leven. Uit liefde zijn we geboren, in liefde groeien we op en vanuit de liefde leven we ons leven. Dat geeft zin aan ons bestaan, dat wel heel karig wordt als er geen liefde is. En dan hebben we het niet over de platte lichamelijke uiting van de liefde, dat is maar de buitenkant. Diep van binnen ervaren we onze verhouding met andere mensen, met onze naasten, onze partners, onze kinderen en kleinkinderen, onze vrienden, zelfs voor de mensen die we niet kennen.
Liefde is een begrip dat we niet zo gemakkelijk kunnen omschrijven; we voelen het, we ervaren het. Die liefde zien als basis voor ons leven; dat is met andere woorden, God ervaren als gids en leidsman in ons leven. God gaat met ons op pad, wij gaan met God op pad. Dat is verweven in ons hele bestaan.
Maar af en toe willen we toch uitdrukking geven aan die ervaringen van liefde, aan God. Bij de geboorte van een kind, zijn we dankbaar en ervaren we Gods aanwezigheid; bij een huwelijk, wanneer twee mensen elkaar trouw beloven, ervaren we dat er iets gebeurt dat groter is dan ons hart: het heeft met God te maken. Wanneer iemand aan het einde van zijn leven komt, vragen we sterkte en kracht voor die laatste levensfase. Wanneer jongeren volwassen gaan worden, vragen wij diezelfde kracht om uit te groeien tot een goed mens. Al deze momenten zijn zo doordrongen van de liefde die wij voor elkaar voelen, dat we zeggen: dat heeft met God van doen; daar ervaren we heel expliciet iets van God; daar gebeurt God.
Het intensiefste ervaren we dat in het delen van brood en wijn, het Lichaam en Bloed van Christus. Daarmee geven we aan dat we elkaar het leven gunnen, we breken als het ware ons leven om het aan de ander uit te delen. En dat brood en die wijn, zijn dan symbolen voor veel grotere zaken. We delen ook ons verdriet, onze vreugde, onze blijdschap, onze boosheid, onze emoties. We delen onze ervaringen, onze gedachten en ideeën. Zo delen we met elkaar het leven. En daar zijn we dankbaar voor, naar elkaar toe en naar God toe. We zijn God dankbaar dat we mogen leven en dat we dat leven mogen delen met elkaar.
Al die momenten, geboorte, volwassen worden, de laatste levensfase, het leven delen; daar besteden we aandacht aan in de verschillende sacramenten. Het zijn zulke, van God doortrokken ervaringen, dat we daar uitdrukking aan willen geven. Daarom laten we kinderen dopen na hun geboorte, laten we onze kinderen vormen als ze volwassen worden, geven we mensen het laatste sacrament aan het eind van het leven. Daarom gaan we naar de eucharistieviering; omdat we dankbaar zijn en willen zeggen: hier ervaren we sporen van God.
Het is goed, ook in deze tijd, om eens per jaar stil te staan bij die grote momenten van het leven. Daarom vieren we sacramentszondag, om ons weer bewust te zijn van het belang van deze ervaringen. Daarbij mogen we natuurlijk niet vergeten dat God, de liefde, de basis is voor al die ervaringen.
Daarom aan ons de vraag: spreken wij over God bij zulke ingrijpende ervaringen? Is God onze leidsman, onze gids?
Wij ervaren het steeds weer.
Er heerst in onze wereld ontzaglijk veel wantrouwen tussen mensen, volken en groeperingen. Soms is het wantrouwen te begrijpen; en soms ben je terecht op je hoede. Maar meestal is wantrouwen rampzalig en doet het tussen mensen alleen maar kwaad. In een huwelijk of een andere levensverbintenis, tussen ouders en kinderen of tussen collega’s maakt wantrouwen meer kapot dan heel. Ook tussen buren, stads- of dorpsgenoten, en helaas maar al te vaak ook tussen geloofsgenoten. Wantrouwen zorgt ervoor dat mensen uit elkaar groeien.
In onze liturgie nu gaat het dikwijls over ons vertrouwen op God. Maar vandaag gaat het over Gods vertrouwen op ons. God heeft ons, zo vertelt Jezus in de gelijkenis, zijn bezit toevertrouwd. Hij heeft ons zijn aarde in handen gegeven; en het is onze opdracht, ieder naar eigen mogelijkheden, die aarde te maken tot het Rijk van God. Of je heel veel of bijna niets hebt meegekregen, je mag niet stilzitten. Je mag niet je talenten wantrouwen. Je mag niet lui of bang gaan zitten toekijken hoe anderen de wereld mooier en gelukkiger of tot een hel maken. Je mag geen talent, ook al is het er maar een, ongebruikt begraven. Je moet er iets mee doen, ten gunste van anderen en zo ten gunste van het Rijk van God. Ook als je maar weinig hebt, moet je groot zien te zijn in het kleine. En veel talenten brengen veel verantwoordelijkheid met zich mee. God vraagt – als ik het zo uit mag drukken – ons niet wat wij deden, hoog of laag op de maatschappelijke of kerkelijke ladder. God vraagt ons, of wij het met de nodige inzet hebben gedaan en of wij onze talenten – veel of weinig – hebben aangewend voor zijn koninkrijk. En zijn koninkrijk is: een wereld waarin zorg is voor elkaar, waar eerbied is voor wat ons is of wordt toevertrouwd en waar vrede en gerechtigheid de toon aangeven. Telkens wanneer wij, hoe klein of onopvallend ook, die wereld van God althans een beetje dichterbij brengen door onze talenten te gebruiken, telkens wanneer wij ons hart en onze handen, onze tijd aan anderen geven, zijn wij wat Sint Paulus ‘kinderen van het licht’ noemt. Kinderen van het licht graven hun talent niet uit gemakzucht, angst of zelfbehoud in. Evenmin stellen zij het almaar uit om goed te doen. Dus doe wat je kunt. Dat is de opdracht van het evangelie. Dat was ook de opdracht die Norbertus zijn eerste volgelingen meegaf.
Het evangelie verkondigen, uitleggen, voorleven. Vredestichten en zo laten zien dat het mogelijk moet zijn Gods Rijk op aarde handen en voeten te geven. Een opdracht van Norbertus aan zijn volgelingen in de 12e eeuw. Maar zeker niet minder een opdracht aan zijn volgelingen in de 21e eeuw. Laten wij ons er sterk voor maken.
In deze tijd gebeurt het dikwijls dat mensen, in de plaats van het gewone zondagse menu, gaan brunchen. In vele restaurants wordt dan in de late voormiddag een „Brunch“ aangeboden. Er staat dan een zeer rijkelijk en uitgebreid buffet met de meest verfijnde spijzen en dranken opgebouwd – hoe rijkelijker hoe beter. De gasten mogen urenlang proeven en kiezen – van ontbijt en voorgerecht over diverse hoofdgerechten tot een grote keuze aan desserten. Maar wie naar een Brunch gaat met het vaste voornemen om al wat aangeboden wordt ook werkelijk op te eten, zou wel eens met maag thuis kunnen komen die behoorlijk van streek zal zijn. Je kan nooit alles opeten, dat is werkelijk veel te veel. En zo moeten we genoegen nemen met datgene wat we op kunnen eten en moeten we die andere heerlijke schotels laten staan.
Met wat we vandaag vieren kan ook voelen als bij een brunch. Want vandaag worden ons de belangrijkste punten van het geloof – net zoals bij een rijkelijk buffet – in één keer geserveerd. Op Kerstdag hebben we God de Vader gevierd, die in en door zijn woord voor ons mens geworden is. Op Paasdag hebben we God de Zoon gevierd, die voor ons de dood heeft overwonnen en zo voor ons allemaal een eeuwig leven mogelijk heeft gemaakt. En vorige week nog, op Pinksterdag, hebben we God de Heilige Geest gevierd, die ons steeds begeleidt en ons kracht en sterkte geeft op onze levensweg. Op het feest van de Heilige Drie-eenheid, dat we vandaag vieren, krijgen we alles wat we op die drie vorige feesten hebben herdacht en gevierd, in één drievoudig geheel samengevat. Wanneer wij Christenen over God spreken, dan bedoelen we daarmee de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dan bedoelen we daarmee alles wat ons bij de drie voornaamste feesten van het kerkelijke jaar duidelijk moet geworden zijn. Wanneer wij één God in drie personen erkennen en al onze vieringen en gebeden beginnen met “In de naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest”, dan prijzen wij daardoor de gehele, voor ons eigenlijk onbegrijpelijke overvloed aan Liefde en leven die wij in die God kunnen waarnemen en ervaren. Daarom is dat feest van de Heilige Drie-eenheid als een overvloedig buffet van ons geloof, het rijkelijke aanbod van al datgene wat God on aan Liefde, leven en hoop te bieden heeft en ons ook wil geven. Maar ik voel me daarbij altijd een beetje zoals bij een brunch: Ik kan niet alles in me opnemen, het is gewoon te veel. Ik kan die drie-ene God met mijn beperkte en ontoereikende woordenschat nooit voldoende omschrijven, laat staan begrijpen. Wat bij Hem aan leven en aan liefde voor ons mensen aanwezig is, is nu eenmaal veel te groots opdat ik het helemaal zou kunnen bevatten. De heilige Augustinus had destijds een gelijkaardig probleem. De overbekende legende vertelt dat hij op zekere dag langs het strand wandelde en daar een kleine jongen bezig zag om het water van de zee met een kleine schelp in een putje te gieten dat hij daar had gegraven. Augustinus moest lachen en zei: hoe wilt ge nu die oneindig grote en diepe zee in dat kleine putje krijgen? Het kind antwoordde hem gevat: “En hoe wilt gij met uw kleine verstand die oneindige God begrijpen?”. Lieve mensen, het geheim van God zullen we wel nooit doorgronden, maar we kunnen wel, juist zoals bij een rijkelijk brunchbuffet, één en ander bekijken en proeven terwijl we heel goed beseffen dat datgene wat we kunnen bevatten maar een heel klein gedeelte is van het grote geheel. Nu we dat goed beseffen kunnen we zonder oververzadigd te worden, toch drie gangen van dat kostelijke buffet willen proeven:
Als ik naar God de Vader kijk ontdek ik: Hij is het leven in overvloed. Deze God van overvloedig leven is mijn en ook jullie schepper; we hebben dus allemaal iets van dat overvloedige leven van God meegekregen. En dan moet ik me toch afvragen: zie ik dat ook in mij? Ben ik dankbaar voor die levenskracht die ik in mij heb? Wanneer ik mijn eigen leven zou afwijzen of verachten, dan wijs ik toch ook diegene af die me dat leven heeft gegeven. Velen onder ons zijn nog opgevoed met de boodschap dat de mens zich klein moet maken om God te eren. Maar dat is toch helemaal fout. Juist omdat God zelf die overvloed aan leven is, mag de mens ook groot zijn. Die God van het leven, en dat is de tweede gang van het Goddelijk buffet, die God van het leven is niet zomaar een hoger wezen. Hij is iemand tot wie ik me persoonlijk kan richten, die ik persoonlijk kan aanspreken omdat Hij in de persoon van Jezus van Nazareth één van de onzen is geworden. God is op het idee gekomen om in Jezus zelf ook mens, en op die manier ook onze broer te worden. Zo is zijn liefde voor ons zeer nabij, tastbaar en zichtbaar geworden. Mensen die Jezus hebben ontmoet getuigen: In deze Jezus hebben we God zelf ontmoet – door Jezus te zien hebben we in Gods gelaat kunnen kijken – in Hem heeft God ons zijn ware gelaat laten zien. Voor mij hier vandaag betekent dat toch dat God, in dat leven van Jezus van Nazareth, ook mij persoonlijk aanspreekt. Hij aanvaardt me zoals ik ben met alles wat mij beroert. Voor mij blijft dan alleen nog de vraag: Hoe ernstig neem ik Hem? En dan een derde en laatste gang: Die God die het volle leven is, en die mij aanvaardt zoals ik ben, die God is ook oneindige liefde. Ieder van ons weet echter dat voor die ervaring van liefde en sympathie een relatie nodig is. God leeft niet alleen, hij leeft in relaties. In de relatie tussen Vader en Zoon en ook in een relatie met ieder van ons – door de Heilige Geest. In de Heilige Geest is God ons, ook vandaag, gans nabij, hij is ervaarbaar en voelbaar, want met diezelfde liefde die ook Jezus dreef, werkt God nu ook in ons. Hij werkt zo, dat mensen de moed niet verliezen ook wanneer ze onder hun leven lijden. Hij werkt zo, dat mensen het merken wanneer het anderen niet goed gaat. Hij werkt zo, dat mensen elkaar ontmoeten en hun leven, vreugden en zorgen met elkaar delen. Zo roept Gods Geest ook ons op tot leven, wanneer we ons door Hem laten roepen. Op die manier knoopt Hij met ons een relatie aan en maakt Hij het mogelijk dat we ook elkaar in liefde kunnen ontmoeten. We zijn niet alleen! God bekommert zich ook vandaag om ons! Hij roept ons op tot gemeenschapsvorming, en die gemeenschap met Hem maakt ons allemaal tot broers en zussen van elkaar. De drieene God is leven in overvloed en geeft aan uw en aan mijn leven waardigheid.
In Jezus van Nazareth is God één van ons geworden, zodat we Hem zonder schroom kunnen aanspreken. En God is de liefde zelf en leeft in gemeenschap met ons. Dat zijn drie uitspraken over God die ik heb gedaan met in mijn achterhoofd de wetenschap dat het is zoals bij een brunch: ik kan maar een deel van het geheel in mij opnemen.
Over God is nog veel meer te zeggen dan wij ooit zullen kunnen vermoeden, laat staan weten. Wanneer we dan de naam van die Drieene God toch zo uitspreken zoals we dat altijd doen, dan is dat uiteindelijk alleen maar in een poging om deel uit te maken van die overvloed aan leven en liefde die Hij voor ons heeft. Maar juist die poging zegt me: Bid zonder schroom “in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest” want dat zal je er altijd weer aan herinneren dat je leeft en dat je kan beminnen, omdat Hij, de drieene God, leven en liefde in overvloed is, voor jou en voor alle mensen. Amen.
Stil zitten ze daar aan tafel. Moeder Mirjam zo’n beetje in het midden met haar dochter Petra, en haar drie zoons: Jacob, Flip en Tom. Het is alweer een maand geleden dat ze hun vader begraven hebben. In een mooie dienst zochten en vonden zij woorden om afscheid te nemen, na (zoals ze dat zeggen, een kort ziekbed). Het is allemaal als in een film voorbijgegaan. Vandaag komen ze als kinderen bij elkaar om samen te praten over het afscheid, over hun wijze vader en liefhebbende man.
En zo zitten ze samen in de woonkamer, zo vertrouwd en zo eigen. En ze praten over de kleinkinderen, over de zwemles, over school, over … ja overal over behalve over opa en hun eigen verdriet. Het is moeilijk woorden te vinden voor iets dat zo diep raakt als het sterven van een dierbare. Even een snik van Petra en een paar tranen van moeder. Dat maakt het gesprek wat meer open. En zo komen ze te spreken over opa, hun vader. Ze spreken over zijn open karakter, over de vele vrienden en kennissen die hij heeft. Hij staat nooit alleen bij het voetbalveld, altijd zien ze hem met vele anderen. Er komen veel verhalen los.
Zo ging het die leerlingen van Jezus ook. Nadat ze echt hebben ervaren dat Jezus er niet meer is, zoeken ze elkaar weer op: Jacobus, Filippus Thomas, Petrus en Maria. Als teken van hoop en geloof, want als er geen hoop is, kun je beter teruggaan naar het oude. Nee, ze geloven er nog in. In gebed proberen ze dat duidelijk te maken. In gesprek samen in de Bovenzaal komen ze tot woorden die aangeven hoe hun relatie met Jezus gestalte krijgt. In het evangelie zien we dat Jezus iets dergelijks doet. Hij spreekt over de verhoudingen tussen God en hemzelf, over hemzelf en de leerlingen.
De woorden ‘MIJ’ en ‘GIJ’ staan veelvuldig in de tekst, als waren ze vastgekoppeld aan elkaar. Jij kunt niet zonder mij en ik kan niet zonder jou. Wij kunnen niet zonder God. Jezus probeert zo het moeilijke van het afscheid kleiner te maken; in begrijpelijke taak weer te geven. Maar het blijft een moeilijk geheel. Het gaat over eeuwig leven schenken, over gezonden worden, over de boodschap, over in de wereld zijn.
Maar ook die woorden zijn praktisch niet te vatten. Daarom zal de geest komen, de geest van waarheid. Met Pinksteren zullen we vieren dat we de geest ontvangen hebben. Maar nu is het allemaal nog in nevelen gehuld. Wat er gezegd wordt is nauwelijks te begrijpen. Waarom ze zo bij elkaar zitten, dat is wel duidelijk. Ze willen weten en ervaren hoe het nu zal zijn. Met de fysieke Jezus kon je praten, samen bidden, samen op tocht gaan. Maar hoe zit dat met de geest.
De leerlingen, en ook wij, zullen ervaren dat de geest er altijd zal zijn, als trooster en helper. Ook de geest zal mee op reis gaan, zal een relatie kleuren, zal me troosten en helpen. In de week die we voor de boeg hebben kunnen we dat zien. De leegte en het gemis, zoals Mirjam en haar kinderen hebben gemerkt. De leerlingen zullen spreken over brood en vis; over hun relatie met Jezus en met zijn geest. Zoals Tom en Jacob eerst over gewoon voetbal spraken en pas later hun verdriet konden tonen.
Het gezin van Mirjam zit zo bij elkaar om elkaar te troosten en te steunen. Ze zullen dat ook met de kleinkinderen doen. Wellicht met andere woorden, verschillende verhalen. Maar ze zullen elkaar verstaan, want het gaat over aller opa, hun allerliefste vader.
De vriendengroep van Jezus zit zo bij elkaar om elkaar te troosten en te bemoedigen. Ze zullen dat ook doen als de ramen en deuren opengaan. Wellicht met andere woorden en verhalen, maar ze zullen elkaar verstaan, want het gaat over Jezus, over God, over liefde als basis voor het leven.
Jezus geeft zijn leerlingen een bijna onmogelijke opdracht als Hij zegt: Ga, en maak alle volgen tot mijn leerling. Sommigen twijfelden toen ze hem zagen, staat er geschreven. Het is mooi dat ook twijfel wordt genoemd in de laatste zinnen van het evangelie. Tegelijk is het bijna onvoorstelbaar. Stel u eens voor als door een wonder verschijnt Jezus hier in ons midden. Onmogelijk zult u zeggen. Natuurlijk, maar toch veronderstel….En Hij zegt tegen ons; ga naar jullie wijk, jullie dorp, jullie stad en maak je buren, je kennissen, je onkerkelijke vrienden en vriendinnen tot mijn leerlingen. Wat zou dan onze reactie zijn. Twijfel. Twijfel die zich uit in woorden als: Hoe moet dat, hoe kan dat, en kan ik dat wel? Het is een fantastisch gevoel Jezus in je midden te weten. Maar om met dat gevoel naar je buren te gaan die nooit in de kerk komen en hen te overtuigen dat ze zich moeten laten dopen, dat is een ander verhaal. De meesten van ons, misschien wel wij allemaal zullen twijfelen. Dat is een brug te ver, dat gaat onze kracht te boven. Nu komen we bij de eerste lezing van vandaag. Het verhaal van de Hemelvaart. Als Jezus ten hemel is opgenomen staan de leerlingen naar boven te kijken. Dan komen er twee mannen in witte gewaden die zeggen: Wat sta je naar boven te kijken. Jezus zal op dezelfde manier terugkomen als Hij gegaan is. Wij zijn gewend om bij grote vragen naar boven te kijken. En we zeggen maar al te gauw; ik kan de wereld niet veranderen, ik kan toch geen vrede stichten tussen de volkeren, ik kan mensen niet bekeren. Dat moeten de leiders maar doen, regeringen, deskundigen of met andere woorden: dat moet van boven komen. Het ligt niet in mijn, niet in onze macht om het koninkrijk van God te vestigen, het ligt in de hand van God. Met andere woorden, anderen kunnen het beter dan ik. Maar terug naar die twee mannen. Wie zijn dat die zeggen dat Jezus terugkomt zoals Hij gegaan is. Het zouden Mozes en Elia kunnen zijn. Mozes die ons de tien woorden heeft gegeven. Richtingwijzers in ons leven. Door Jezus samengevat in de woorden: bemin God bovenal en de naaste als jezelf. En Elia, de profeet die protesteerde toen het volk verkeerde wegen ging. Ze zeggen tegen ons, wat sta je naar boven te kijken, wat sta je naar anderen te kijken. Ga en maak alle volken tot zijn leerlingen. Met andere woorden, kijk niet omhoog, begin maar. Als je iets tegen je naaste hebt, maak het goed. Wees betrouwbaar, vergeef elkaar, begin met delen. Kom op voor de kleinen. En als je het alleen niet kunt, kom bij elkaar en bid om de kracht van de Geest, want je zult merken dat je het kan. Het zal je maar gezegd worden. Daar sta je dan met je goede gedrag. We worden uitgedaagd eerst maar eens bij onszelf naar binnen te kijken. Wat kunnen wij zelf doen. Laat ik dan meteen het moeilijkste in een mensenleven maar noemen. Vergeven. We kunnen allemaal wel iets noemen wat een ander ons heeft aangedaan, waarvan we iemand anders de schuld geven. Ook de leerlingen hadden voorbeelden te over. De farizeeën waren schuldig aan de dood van Jezus. Judas had Hem verraden. Reden genoeg zou je zeggen om kwaad met kwaad te vergelden. Wat een opgave is het dan om je tegenstander te zien als kind van God. Bijna onmogelijk in bepaalde situaties. Hoe kun je vergeven als een iemand het leven van een ander kapot heeft gemaakt. Het zal bijna nooit in één keer gebeuren. Het is een weg die je moet gaan. Dat brengt ons weer bij de evangelielezing. De leerlingen kregen de opdracht om naar Galilea te gaan want zo staat er geschreven; Daar zul je Hem zien. En tijdens die tocht kwamen ze langs plekken waar het onmogelijke mogelijk was geworden. De plaats waar de tollenaar zich bekeerde. Waar de verlamde opstond, de hoer haar leven veranderde. En op al die plekken herinnerden ze zich dat steeds het eerste woord van Jezus was geweest; Je zonden zijn je vergeven. Met andere woorden; vergeving doet mensen opstaan. Opstaan uit de dood, uit de dode momenten van ons leven. Maak alle volkeren tot mijn leerlingen, vraagt Jezus. En Hij voegde er aan toe: Ik zal je een helper zenden, de heilige Geest die je herinneren aan wat ik je gedaan heb. Wat ik hoop en bid is dat de verhalen van Mozes, van Elia en Jezus ons helpen om de weg te gaan van gerechtigheid en vrede. Want dan zal Hij komen op dezelfde manier als hij is heengegaan. Dan zal Hij voor eeuwig onder ons wonen.