U bent van harte welkom! Het schijnt echt zomer te gaan worden, een dag voor de zomerzonnewende en voor het Feest van St. Jan! Het is vakantietijd en we gunnen hen die erop uit trokken wat zonnewarmte.
U kreeg het zondagsboekje aangereikt en heeft de mooie en sprekende afbeelding gezien. Hoewel het geen pleziertochtje is, ziet u wat er gaande is. En ook waar het vandaag over zal gaan, een overbekend verhaal. De grote angstige ogen vallen op en een roeispaan die geen enkele zin heeft op de woeste golven. Op de boot ligt iemand rustig te slapen. Die geen weet heeft. Of geen angst heeft.
Het Evangelie gaat over de storm op het Meer, het Meer van Galilea, dat verraderlijk gevaarlijk kan worden door sterke onderstromen. Ook het IJsselmeer is daar om beducht.
De eerste lezing komt uit het boek Job… Job is getroffen door een immens verlies. Van bezittingen, maar bovenal verloor hij zijn prachtige dochters. Zijn toekomst, al wat hem dierbaar was. Waarom? Waarom? Een vraag van alle tijden…
We horen hoe de Eeuwige vanuit de storm (van het leven) Job aanspreekt. En we lezen iets meer verzen dan in uw boekje staat aangegeven.
‘Oversteken’ staat er op uw boekje. Dat vraagt durf, en loslaten van wat kan beangstigen. Laten we vieren, in onze. deze ongewisse tijd. Een uur van rust. Een uur van samen, deze mooie zondag.
Overweging
Angst. Angst vóór; angst óm… Angst kan een gezonde afweer zijn van het lichaam. Op scherp staan. Maar kan ook bedreigend zijn.
Mgr. Tiny Muskens, voormalig en overleden bisschop van Breda, heeft destijds met de theoloog Arjan Broers zijn levensverhaal opgetekend. Hij was een wereldreiziger en wereldburger, die als priester op vele plekken parochies heeft geleid. Van Indonesië tot Rome. Ons kleine kerkelijke Nederland, waar hij zich als Bisschop erg heeft ingezet, pastoraal en ook kritisch, steekt daar wat schril bij af. Hij heeft veel gezien en meegemaakt. Veel mensen die het niet goed hadden, in moeilijke omstandigheden leefden en desondanks dapper en fier en met vertrouwen en geloof in het leven stonden. Die het leven echt vierden. In Indonesië, waar hij jaren werkte, schreef hij zijn dissertatie. De taal had hij zichzelf eigen gemaakt. Vieren dichtbij en onder de mensen! Open voor dialoog.
Het boek heeft als titel: “Wees niet bang” En hij schrijft, het is kennelijk onderzocht, dat deze woorden, “wees niet bang” 365 maal in de bijbel voorkomen als een aanmoediging. Die we ook heden ten dage nodig hebben.
Je kunt bang zijn om fouten te maken, verkeerde keuzes; de toekomst van je kinderen, hen loslaten, voor het eerst een eind op de fiets naar de middelbare school; bang voor mensen die in je intimiteit treden. De bisschop schrijft dat we aangemoedigd zouden moeten worden om ook in de kerk door de angst héén te gaan. De angst voor: wat blijft er “nog”. Niet terug zien wat wás, maar wat wij kunnen doen nú, hoe wij kerk –samen kunnen zijn, ook als kleiner wordende gemeenschappen. Welke initiatieven we durven nemen. Misschien is het wereldwijde Synodale proces, kerk vanaf de basis, daar een goed voorbeeld van. Maar wat vandaag gebeurt, op dat bootje, is een reële doodsangst. En ik denk aan, vooral, het front in Oekraïne, waar het gaat lijken op vechten tegen de bierkaai; en onze Oekraïense buren hier, hun angst voor man of familie, hun ver van huis en machteloos zijn. Er is angst die wij allemaal kennen en herkennen en misschien niet zo durven benoemen. dan gebruiken we het woord stress. Je wilt een ander niet lastig vallen. “Het valt wel mee”, of: “het gaat wel”. Angst is een signaal om serieus te nemen. Niet weg te poetsen! Het vraagt de bereidheid om te luisteren en mogelijk te verlichten!! Wat maakt dat we op wat voor manier dan ook, moed putten uit de woorden : wees niet bang. Hoe werkt dat voor de leerlingen? Jezus vraagt: waarom hebben jullie niet een beetje MOED. Is de angst van de leerlingen dan een gebrek aan vertrouwen in hun Heer? Kennen ze hem nog steeds niet echt? En wij?
Ik las ergens, hoe anders de houding was van de vrouwen onder het kruis, van de drie Maria’s. Ze hadden in doodsangst daar kunnen staan. Maar ze bleven staan, ze liepen niet weg en bleven ten einde toe. Wat deed het hen ínnerlijk dat ze dat aankonden? Is dat vertrouwen? is dat Liefde die alles kan verdragen? Die kracht en moed geeft? En in het volgende hoofdstuk van Marcus, maar dat komt volgende week stapt een vrouw, en moeder, over haar angst héén, ze steekt óver, naar Jezus. Een liefde en wat wel genoemd wordt “vermetel vertrouwen” kunnen sterker zijn dan de dood. Oversteken, om bij het woord op uw boekje te blijven, is zeggen: Kome wat komt, aan U is de toekomst: “Het is”….
Wij kunnen niets vasthouden, ons leven niet, onze toekomst niet, we kunnen niets meenemen. Wat we kunnen is ons bidden om vertrouwen, als gelovige mensen. Jezus zegt het na zijn verrijzenis zelf: Ik ben met jullie, al de dagen van jullie leven! Ik- Ben, dat is de Godsnaam. Hier en nu. Dicht bij ieder van ons.
Dat ervaren ook Jezus’ leerlingen. Als we goed lezen, zien we dat Herder en goede pastor Jezus éérst de golven stilt; en hun doodsangst. En dán pas hen probeert duidelijk te maken, dat ze vertrouwen mogen hebben. En hoe het staat met hun geloof. dat ze al zo lang samen optrekken en Hem nog niet kennen.
Voorin de Bijbel waaruit ik Job voorlas, zit een kaart. Een afbeelding van een icoon waarop Jezus, de Opgestane, Adam bij de hand neemt, úit het dodenrijk. Met daaronder twee verzen uit Psalm 73, die mij heel dierbaar zijn en een houvast in angst en wanneer het ons, mij, minder goed gaat. Ik lees ze voor:
“Want eigenlijk ben ik altijd bij U
U houdt mijn hand stevig vast.
U leidt mij, volgens uw plan.
Uiteindelijk neemt U mij op
in Uw glorie.
Mag dat ons geloof zijn!
Categorie: Overwegingen
Bij het horen van het eerste verhaal, de gelijkenis, uit het evangelie, luisteren we met bekende oren. We weten onderhand wel wat er in dat verhaal staat. Als we kinderen hebben. Of mensen ter begeleiding, dan is het allemaal wel duidelijk. Waarden en normen moeten gezaaid worden, en dan is het wachten op de oogst. Verder niets aan doen, lijk het verhaal dan te zeggen. Terwijl de boer slaapt, ontkiemt de graankorrel om later vrucht te geven, waarna geoogst kan worden.
Bij waarden en normen zou het ook zo moeten zijn. Het rijk van God is als een mosterdzaadje. Het kleinste der zaadje, tenminste als ik alleen maar naar de bekende flora-wereld kijk. Maar waar moeten we dan aan denken, bij het mosterdzaadje en die grote struik die het gaat worden?
Ik denk dat de boer hier een grote rol speelt. Hij is, als het ware, de beheerder en wachter van het godsrijk. En die boer hoeft maar twee dingen te doen: zaaien en oogsten. Daartussen kan hij rusten en slapen, waken en dromen. Of toch niet?
De boer hoeft niets te doen, en toch groeit en bloeit het gewas. Ik zag dat laatst in de natuur. De verschillende gewassen kwamen op hun eigen tijd op, groeiden, droegen vrucht en werden geoogst. Daar hoefde de mens niets aan te doen. De natuur regelt en herstelt zichzelf na verloop van tijd. We moeten het dan ook niet op kort termijn te doen, want in de toekomst blijft alles het zelfde.
De klimaat-crisis en de problematiek voor de agrarische sector past hier in. Het is de leidende vraag: hoe gaan we als mens met de natuur om? Zijn wij de heersers of de beheerders? Kunnen wij de grond zomaar uitputten, zonder rekening te houden met de bodemgesteldheid en de biodiversiteit? Zijn wij hierbij van gebruikers tot misbruikers geworden? Voelen wij ons betrokken bij de boer of bij de industrieel?
De verhouding tussen natuurlijk groen (de wereld van de boer) en gewild groen (de wereld van de industrie) maakt dat de agrarische sector in de problemen komt. Wat eerst kon, kan nu niet meer. Er zullen dingen moeten veranderen. Zo heeft de beheerder, tussen slapen en waken, meer te doen dan niets. Hij zal moeten zoeken naar dat juiste evenwicht. Dat zou al moeilijk genoeg zijn, en dan komt er nog een klimaatcrisis overheen. Zou de industriële sector hier een balans in kunnen vinden?
Het rijk van God is als een mosterdzaadje, klein maar tot veel in staat, met veel groeikracht, veel potentie. Het zaadje moet de goede bedding krijgen, goede grond. Het zaadje moet goed weer hebben, in een juist klimaat staan. We zien momenteel andere gewassen opkomen doordat het klimaat verandert. Roei je die uit, of neem je ze op in je eigen natuur?
Wat gaan wij zaaien? Wij proberen waarden en normen over te dragen aan onze kinderen! Zijn dat onze waarden en normen? Of heeft de ander ook iets in te brengen; zijn het gezamenlijke waarden en normen?
Heel veel vragen, heel veel open eindjes. Maar dat kan ook niet anders als er zoveel op het spel staat: een beginnend regering, in het nauw gedreven boeren, rusteloze jongvolwassenen, radeloze tieners en pubers, beweeglijke ADHD-kinderen. Een aarde die schijnt te wankelen, een heelal met gaten. Kom daar maar eens tussen met de nodige rust. Terwijl de boer slaapt. Dan is dat ons voorbeeld: Veel zien, maar niet altijd reageren.
Inleiding
Vandaag vieren we opnieuw een bijzondere zondag, het feest van de H. Drie- eenheid of Drievuldigheid. Op het luisterrijk Pinksterfeest vorige zondag mocht de heilige Geest over ons komen als de opener van onze ziel. De Geest die ons geloofszintuig aanwakkert een duwtje geeft en ons hier vandaag samenbrengt.
Drie- eenheid. In de kunst zijn er talloze afbeeldingen om in een beeld te pogen vatten, waar woorden vaak ontoereikend zijn.
Misschien kent u nog van die afbeeldingen. De Vader in de hemel, de Zoon aan de rechterhand, de Vogel Geest die zijn stralen naar de aarde reikt. Hemel en aarde die elkaar raken.
Wat vandaag vooral spreekt in de lezingen uit de Bijbel is de bemoediging, en ook en vooral de liefde, die God met ons en ons met elkaar verbindt. Dat we die mogen be- amen. Met warme harten!
Overweging
Op het altaar staat een klein sculptuur. Uit een van onze gastenkamers. Ieder van ons zal er mogelijk iets anders in zien. Het viel mij ineens op, hoe mooi en vandaag passend. Het is van zachte steen, uit één stuk gepolijst. Bogen, die duidelijk bij elkaar horen, verbonden zijn, maar elkaar niet raken en zo elkaar de ruimte geven. Bij de woorden van Vader, Zoon en Geest, klinken vaak en ook in de Bijbel, Hoop, geloof en liefde. Als een ode aan God.
De apostel Paulus wijdt er veel aandacht aan in het dertiende hoofdstuk van de Korintebrief. . Het wordt het Hooglied van de Liefde genoemd. En Paulus zegt erbij: de meest belangrijke is de Liefde. De Liefde geeft ruimte, verbindt, maar beknelt niet! Deze dagen las ik, naar aanleiding van een telefoongesprek, opnieuw een stukje uit het levensverhaal van Elisabeth Kübler- Ross. Wellicht voor u een bekende naam. Ze was Zwitserse, arts en Psychiater en ze is een vrouw van wereldformaat geworden. Haars ondanks trouwens! Wat zij tot stand kon brengen was baanbrekend, vernieuwend: Het heel nabij zijn aan en lezingen houden over terminaal zieke en stervende mensen. Zij haalde het sterven uit de taboesfeer. Door te luisteren, nabij te zijn, stil te zijn en te kijken. De mensen, onder wie vele kinderen, recht in de ogen te zien en niet wegkijken. De ogen vertelden haar wat zij al wisten, dat er geen beterschap meer was. Waar destijds artsen vaak van weg keken in de hoop iets te kunnen doen. Wijze ogen, die allang wisten wat komen zou.
Zij was ervan overtuigd en heeft het gezien aan de ogen, dat ons leven hier enen korte tijdsspanne is. Maar dat er óver de grens een eeuwigheid is, een voortbestaan, een relatie. Anders, maar niet voorbij! En dat wij ons geen zorgen hoeven maken over het hierna….
Maar ik wil iets zeggen over het begin van haar leven, dat zo allesbepalend is geworden voor wat ik net omschreef. ‘Een wurmpje was ik’, schrijft ze, ‘een wurmpje van twee pond…. dat het misschien niet zou halen. Mijn ouders wilden graag een mollig babymeisje…’
maar enkele momenten na haar, Elisabeth, kwamen en nog twee meisjes. Een identieke drieling. Zij net iets sterker dan het eerstgeboren wurmpje.
Ze haalde het, werd een vechtertje, tegen onrecht, tegen het uitsluiten van klasgenootjes. Zij had immers de weg gebaand voor haar zusjes. En zag het als haar taak.
Voor hun belijdenis in de kerk, kregen de meisjes naar gewoonte een Bijbeltekst. Het werden de woorden geloof, hoop en liefde… Elisabeth kreeg het woord liefde “toebedeeld”. Het heeft haar nooit verlaten, het was met haar verbonden, zat als het ware ín haar. In het lazaret in oorlogsgebied als heel jonge vrouw, in het tientallen kilometers lopen naar een ziekenhuis, met honger, maar met een doodziek kind in haar armen, in de hoop op redding.
De liefde, zegt Paulus, is sterker dan de dood. En we weten, met zekerheid- uit ervaring, misschien pas goed wat liefde is, omdat we ook weten wat verdriet is, wat lijden is, en pijn. Dat is ons leven en gaat immers niemands deur voorbij!
Het is de Liefde, zijn liefde voor de mensen, allen zonder onderscheid,, die Jezus óp het Kruis schenkt aan Maria, zijn moeder en aan de liefste leerling. En hen aan elkaar toevertrouwt. Zoon, zie daar uw moeder, Moeder, zie daar uw Zoon.
Dat zij niet in verlatenheid zouden achterblijven, maar bij elkaar troost en kracht zouden vinden. Al zijn er wonden die hier op aarde niemand kan helen. Jezus gaf zijn levensadem, de Ruach, terug aan zijn Vader. Maar gaf hen die onder het kruis stonden en ook ons, zijn Geest. Het ultieme gebaar van onbaatzuchtige liefde.
De Drie- eenheid, lees ik in een boek van een collega- theoloog, gaat niet over een aantal stellingen maar is een hymne waarin onze liefde zich bergt.
In de liefde die God is van eeuwigheid tot eeuwigheid. En dat blijft een gave van de Geest. En om haar bidden wij en maken met eerbied en aandacht straks, na de zegen, het Kruisteken.
Ook Augustinus wist geen goede raad met het geheim van dit feest. Maar hij schreef er een prachtige lofzang op. Die vindt u in uw boekje om mee te nemen. En we sluiten ermee af:
Wat heb ik lief, wanneer ik u liefheb? Geen schoonheid van een lichaam, geen luister van de tijd, geen lichtglans die mijn aardse ogen lief is, geen heerlijke melodieën van gevarieerd gezang, geen aangename geur van bloemen, reukwerken en specerijen, geen manna en geen honing, geen ledematen die welgevallig zijn aan de omhelzingen van het vlees: deze dingen zijn het niet die ik liefheb, wanneer ik mijn God liefheb.
En niettemin heb ik zo iets als een licht lief, zo iets als een stemgeluid, zo iets als een geur, zo iets als een spijs en zo iets als een omhelzing, wanneer ik mijn God liefheb, die licht is en stemgeluid en geur en spijs en omhelzing van mijn innerlijke mens, daar waar voor mijn ziel die lichtglans fonkelt, die door geen plaats bevat wordt, daar waar die klank weerklinkt, die door geen tijd wordt weggerukt, daar waar die geur hangt, die door geen wind verstrooid wordt, daar waar die smaak bestaat, die door geen gretig eten wordt verminderd, daar waar die omhelzing wordt gegeven, die door geen verzadiging losraakt.
Dat is het wat ik liefheb, wanneer ik mijn God liefheb.
Ubi caritas en amor….
Augustinus Confessiones X,6,8 (vert. Wijdeveld)
Pinksteren is een doorbraak, een omwenteling. Jezus’ kruisdood was een breekpunt. De apostelen en leerlingen waren gebroken mensen. Geschokt, ontgoocheld, ontmoedigd. Ze geloofden niet meer in Jezus. Hij was door de hoogste religieuze instanties veroordeeld als ketter en valse profeet. Uitgejouwd door de menigte. Weggehoond. Vernederd. Gruwelijk geëxecuteerd door de Romeinen.
Slechts schoorvoetend en geleidelijk komen de leerlingen tot verrijzenisgeloof. De vrouwen die zeiden dat Jezus leeft werden niet geloofd. “Beuzelpraat” is de reactie. Thomas twijfelt nog als anderen al overtuigd zijn van Jezus’ verrijzenis. En ook als hij zich weer aansluit bij de groep
en uiteindelijk tot geloof komt, zijn er nóg die twijfels. Het staat er duidelijk bij het verhaal over de hemelvaart bij Mattheus: ‘Toen ze Jezus zagen vielen ze op de knieën, sommigen twijfelden’. En als ze uiteindelijk dan toch gezamenlijk geloven in Jezus’ verrijzenis, kruipen ze als angsthazen samen achter gesloten deuren en ramen.
En dan gebeurt Pinksteren! In het boek Handelingen vinden we het relaas. Het is als een grote happening. De mensen ‘liepen te hoop’. Het gaat er onstuimig aan toe. Er raast iets als een stormwind. Met veel ‘gedruis’. Er ontstaat iets wat op vuur gelijkt en waardoor allen worden aangestoken. Onverschrokken spreken de apostelen in ‘vreemde talen’ en de mensen geraken ‘buiten zichzelf’. Het vervolg van het verhaal spreekt van drieduizend mensen die zich laten meeslepen door de preek van Petrus en christen worden.
Pinksteren is de doorbraak van de Heilige Geest die een omwenteling te weeg brengt in de leerlingen. Zij worden enthousiaste getuigen die warm lopen voor Jezus en zijn evangelie. Pinksteren is een nieuw begin. Een gebeuren vol bewogenheid, geestdrift, durf, dynamiek.
In de versiering heb ik geprobeerd dat aanschouwelijk te maken: De apostelen – uitgebeeld door de rode kaarsen – zijn mannen die met beide voeten op de grond staan. Dat wordt gesymboliseerd door de kandelaars in aardekleuren, De apostelen – de rode kaarsen – staan in vuur en vlam. Daardoor ontstaat er dynamiek, beweging, GEESTdrift. Dat is uitgebeeld in de duiven die in beweging komen. Een ingrijpend gebeuren. De leerlingen worden andere, nieuwe mensen. Hun geloof werkt ongelooflijk aanstekelijk. Drieduizend bekeerlingen! De kerk is gesticht. De wereldkerk van toen en nu, van twintig eeuwen!
En hier zitten we dan rustig op onze stoelen in de eenentwintigste eeuw en we vieren Pinksteren. Het feest van de GEESTdrift. Hoe voelen we ons? Vragen we ons af waar het enthousiasme is van het eerste begin? Heffen we een klaagzang aan? Over het priestertekort, het celibaat, het gebrek aan jongeren, de discriminatie van de vrouw, de houding van onze kardinaal, het leeglopen van onze kerken, de vergrijzing en verkleining van parochies en gemeenschappen?
Dan wordt dit Pinksterfeest een soort uitvaartliturgie. Vol ongeloof dat het ooit anders wordt. Zonder hoop op een nieuwe toekomst.
Maar we kunnen hier inderdaad rustig op onze stoelen zitten maar wel… zonder berusting. Zeker niet met nostalgie naar het rijke roomse leven van weleer. Naar een rooms-katholieke kerk als een bolwerk, een vesting, een supermacht, een wereldwijd netwerk vanuit een hiërarchie die zeggenschap had over alles en aan iedereen haar wil oplegde. Een triomfalistische kerk die de waarheid in pacht had en beslag legde op de gewetens van mensen. Een majesteitelijke kerk waar iedereen vol ontzag naar opkeek. Een kerk als ‘de stad Gods’ op aarde.
Ik schets het nogal grof en karikaturaal. Maar de écht ouderen zien misschien nog wel de volle kerken, de lange rijen voor de biechtstoel, de plechtige processies door volle straten, de paus, getooid met de tiara, op de draagstoel, toegejuicht door een onafzienlijke massa; de donderpredikers in barstensvolle kerken met knikkende en soms bevende gelovigen.
Ja, ook toen liepen de mensen te hoop. Er was ‘gedruis’ en ‘vuur’ en men sprak onverschrokken in vele talen de voor iedereen niet mis te verstane waarheid.
Toen ik met Pinksteren 2006 in Rome het laatste jaar voor mijn eeuwige gelofte begon waren daar op het St. Pieterplein tienduizenden gelovigen aanwezig. Een andere tijd, een andere kerk, een ander Pinksteren. Maar toch… Het was bijzonder te ervaren dat je – herkenbaar als religieus – door velen werd aangesproken. En hoewel er met elkaar in vele talen werd gesproken verstonden we elkaar wonderwel. Er was warmte, geestdrift, nabijheid.
En er vlogen duiven, veel duiven! Voor mij duidelijk voelbaar als het teken van de Heilige Geest. Want de duif wordt vaak als teken van de Geest afgebeeld. Eigenaardig eigenlijk dat bij de beschrijving van het eerste Pinksterfeest naast de vele symbolen voor Gods Geest de duif ontbreekt! Die past blijkbaar niet in de context van storm en vuur en religieus machtsvertoon.
De duif is niet zomaar een klein arm vogeltje. Een duif kan in korte tijd geweldige afstanden afleggen. Met een oriënteringsvermogen dat de mens niet kent. Oorspronkelijk was de duif de bodevogel van de oud-oosterse liefdesgodinnen. Ze overbrugde de afstand tussen hemel en aarde. Ze bracht de liefde van de godinnen naar ons aardse tranendal.
De duif als voorstelling voor de heilige Geest werd zo het symbool voor de moederlijk-vrouwelijke dimensie van God, Voor de leven-schenkende liefde. De Geest als Gods intimiteit. Als Gods persoonlijke nabijheid. Gods bewogenheid voor ons mensen. Geen overweldiging. Geen God die van buitenaf zijn onaantastbare wil oplegt en menselijke onderdanigheid eist. Maar de Geest Gods die in ons wordt een: ‘liefdesvuur dat ons doordringt’ zoals we dat vandaag in het openingslied zongen. Een vuur onder het gebeuren van menselijke gerechtigheid en bevrijding. Een Geest die dan ook van ons afhankelijk wil zijn. Slechts in de mate dat wij gehoor geven aan dit appel komt deze Geest aan het licht. Zonder menselijke respons geen goddelijke doorbraak!
Van die goddelijke Geest wordt gezegd dat hij alles nieuw maakt. Ik denk dat die Geest vandaag de dag kan inspireren tot een kerk van ‘innigheid’. Vanuit dat zacht ‘gefluister van de Geest’. Een kerk van gemeenschap-vormende liefde. Van begeesterde mensen die nieuw-soortige relaties scheppen. Die bouwen aan een wereld zonder kleinering en knechting. Een wereld van intense samenhorigheid die iedereen opneemt in solidariteit. Die hardnekkige barrières, die mensen tegen elkaar opzetten, neerhaalt. Die gemeenschappen doet ontstaan waar iedereen aandacht heeft voor iedereen. Waar men elkaar genegen is. Waar gedeeld wordt naar ieders behoefte.
Een kerk waar zulke liefde leeft, zulke inzet en toewijding, is een plek van Gods Geest, van Gods Liefde. Een thuis voor mensen. Het huis van de Vader waar plaats is voor velen. Dat deze Geest als een vredesduif over ons mag neerdalen. Of anders gezegd: dat de innigheid van Gods Liefde, als een tedere aandrang in ons hart, mag leiden tot dynamische liefdeskracht. We zien dan geen spektakelgebeuren. Misschien zien we wel een innerlijke doorbraak van vreugde en vrede. Misschien zien we vreugde in de lichtende ogen van mensen, die levend van Jezus’ Geest,
een nieuwe zin vonden voor hun leven. Of, zoals in de tekst van Josefmaría Escrivá achter op uw boekje: ‘Hij (de Geest) is het die ons het licht geeft waarmee wij onze persoonlijke roeping onderscheiden en de kracht om alles te doen wat God van ons verwacht.
In het licht van díe Geest wens ik u van harte een Zalig Pinksterfeest!
De 7e zondag van Pasen: zo wordt deze zondag genoemd, of wezen zondag. Een merkwaardige zondag. Vorige donderdag vierden we Ons Heer Hemelvaart, en toen kregen de leerlingen de opdracht wereldwijd van Jezus te getuigen. Daarom beginnen ze vandaag met de groep van twaalf leerlingen weer op te bouwen. Judas had Jezus immers verraden, maakte geen deel meer uit van de groep en moest dus vervangen worden. Dat hoorden we in de eerste lezing, die dus perfect aansluit bij wat we afgelopen donderdag op Jezus’ hemelvaart hoorden. Maar het evangelie speelt zich af op een heel ander moment, namelijk tijdens het laatste avondmaal. Jezus weet wat Hem te wachten staat, en Hij bidt tot zijn Vader, niet voor zichzelf, maar voor zijn apostelen. Hij vraagt daarbij drie dingen. In de eerste plaats dat ze één zouden blijven, zoals Hij en zijn Vader één zijn. Hij weet dat dit niet vanzelfsprekend is. Ook in onze tijd kunnen groepen die hecht leken uit elkaar groeien. Er kunnen tegenstrijdige meningen ontstaan, er kan concurrentie groeien en ontrouw. Judas is daar een verschrikkelijk voorbeeld van, en dat wil Jezus niet opnieuw meemaken. Wellicht daarom stelt Hij na zijn verrijzenis Petrus aan als leider, om te vermijden dat zijn leerlingen een losse groep zouden worden waarin ieder zijn eigen weg gaat. Met een door Hem aangestelde leider zal de groep wellicht gemakkelijker één en dezelfde richting uitgaan, en dat is zijn richting van liefde, vrede en gerechtigheid. Jezus bidt ook: ‘Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.’
Misschien klinkt dat merkwaardig, want de apostelen zijn net als alle andere mensen wereldbewoners. Waar Jezus voor bidt is dat ze niet zouden meedoen aan het wereldlijke streven dat we zo goed kennen en dat de wereld zo vreselijk kapotmaakt. Want het is een streven naar rijkdom, naar macht, naar overheersing, naar eigen voordeel en eigen groot gelijk. Een streven dat er altijd al geweest is, en dat van bij het ontstaan van de mens tot geweld,
onderdrukking, uitbuiting, slavernij, oorlog en nog veel meer wreedheden heeft geleid. We zien dat in het verleden en we zien het vandaag. In meer en meer landen wordt vrijheid van denken en doen op vreselijke wijze onderdrukt, klampen machthebbers zich hun hele leven vast aan de macht,
mag het woord democratie zelfs niet uitgesproken worden, wordt geen enkele oppositie geduld, en viert de corruptie hoogtij. En om het helemaal af te maken worden ook de natuur, het klimaat en het milieu roekeloos vervuild.
‘Laat mijn apostelen anders zijn dan zo’n wereld’, bidt Jezus. Hij weet wat daarvan de gevolgen zullen zijn, wat blijkt in het volgende gebed: ‘De wereld haat hen omdat zij niet bij de wereld horen, zoals Ik niet bij de wereld hoor.’
Ook dat zien we doorheen de geschiedenis tot op vandaag. Christenen werden van bij het begin vervolgd, duizenden zijn de marteldood gestorven.
Later ontstonden er vreselijke godsdienstoorlogen, die trouwens veel meer met politieke machtswellust en veroveringsdrang dan met godsdienst te maken hadden. Vandaag zien we dat godsdienstvrijheid elke dag achteruitgaat, vooral in de dichtbevolkte continenten Azië en in Afrika,
met als gevolg dat twee derde van de wereldbevolking van godsdienstvrijheid beroofd is. En het blijft daar niet bij: in China, Myanmar en in enkele andere landen worden moslims vervolgd, in Indië keert het hindoefanatisme zich tegen elke andere godsdienst, in hele stukken van Afrika is het moslimextremisme uitgegroeid tot moordend terrorisme, mensenhandel en slavernij, wat dan weer door heel wat landen uit het Midden-Oosten gesteund wordt. In het vrije westen is er geen moordende godsdienstvervolging, maar godsdienst wordt doodgezwegen, speelt geen rol in het openbare leven en wordt tegengewerkt in gevoelige problemen als euthanasie en zelfdoding. Zusters en broeders, Jezus bidt dat wij niet tot die wereld van egoïsme en machtswellust zouden behoren, en dat kunnen we ook niet als we christenen willen zijn. We zingen dat trouwens heel mooi in een lied. ‘Door de wereld gaat een woord en het drijft de mensen voort’, zo begint het, en het refrein sluit helemaal aan bij het gebed van Jezus: ‘Heer God, wij zijn vervreemden door te luisteren naar uw stem’, zo klinkt het.
Vervreemd van, dus niet horend bij de wereld van egoïsme, geweld en vervuiling, zo is het inderdaad als we leven naar Jezus’ boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid. Laten we dat zeker doen.
Amen.
Overweging
Als verwoed verzamelaar van afbeeldingen van het Laatste Avondmaal, krijg ik heel wat religieuze kunst onder ogen. De bijbel heeft heel wat schilders en beeldhouwers geïnspireerd tot het scheppen van soms prachtige kunstwerken. Denken we maar eens aan de schilderijen van Da Vinci en van Dali, kunstwerken van Michelangelo en Bernini. En zo zag ik laatst ook een oude afbeelding van hemelvaart. Het was een klein prentje, zo van de plaatjes die vroeger in de kerkboeken staken.
En op dat plaatje, dat schilderstukje, waren een paar mensen te zien, de leerlingen van Jezus. Jezus zelf was niet afgebeeld, of toch wel. Tegen de bovenkant van de prent zag je een paar voeten, omfloerst door witte wolken. Jezus was duidelijk naar boven opgestegen en alleen zijn voeten waren voor ons mensen nog zichtbaar.
Maar er was meer van Jezus geschilderd. Aan de onderkant van de prent, midden in de kring van kijkende mensen, zag ik twee voetstappen staan. Uitdrukkend de voetstappen waarmee Jezus zich had afgezet om ten hemel opgenomen te worden. Ik heb mij laten vertellen dat bij een rondreis door Israël die voetstappen nog steeds in het programma zijn opgenomen.
En dan vraag je je af: waar is het nou om te doen. Gaat het om de voeten van Jezus of om zijn voetstappen. Wanneer we het verhaal van Hemelvaart in het evangelie nalezen, dan vinden we daar eigenlijk al het antwoord. Een stem zegt: sta niet in de lucht te staren, blijf met twee voeten op de grond staan, wees reëel. Concreet kunnen we dan de vraag stellen: gaan wij Jezus achterna door te kijken naar de hemel of volgen wij Jezus in zijn voetsporen?
Hemelvaart wil zeggen dat we Jezus moeten loslaten, hem naar de hemel laten gaan. Om dan weer zelf terug te keren tot de aardse werkelijkheid. De leerlingen ontdekken dat Jezus, lichamelijk, echt van hen vertrokken is. Ze zullen hem alleen maar kunnen navolgen door in die voetsporen te gaan staan en te doen wat hij heeft gedaan.
Wij vieren die hemelvaart op de veertigste dag na Pasen. Veertig dagen staat voor een volle periode van bezinning en verwerking. We kennen die veertig dagen ook vóór Pasen, als bezinningsperiode op dat grote feest. De veertig dagen daarna zijn een bezinningsperiode om te verwerken dat Jezus de dood is, maar ook de dood overwonnen heeft. Pas na een volledige periode van verwerken, kunnen we ons eigen leven weer oppakken en de dood een plaats geven.
Hoe herkenbaar is dat voor ieder die een dierbare verloren heeft. De dagen en weken na het sterven zijn als een roes, als een leven dat geleefd wordt. Pas na lange tijd, soms weken, soms maanden en wellicht ook jaren, zullen we ons eigen leven weer gestalte kunnen geven. De overledene krijgt een plaats in ons leven, een andere plaats dan voorheen. Een plaats van liefde, want die band gaat nooit verloren.
Dat Jezus ten hemel opgenomen wordt, kunnen we zien als een eerbetoon van God aan de mens Jezus. Hij was ten diepste kind van God, zoals God het in de schepping bedoeld heeft. Hij was waarlijk beeld van God, beeld en gelijkenis.
En zo kunnen wij in ons leven gaan staan in de voetsporen van Jezus. De weg gaan die hij is gegaan: een weg van liefde en respect, een weg van opkomen voor de geknechten en verdrukten. Een weg van bevrijding.
Inleiding
U bent van harte welkom op deze mooie lentezondag. De lucht is zwanger van alle bloesem, en het is onmiskenbaar Pasen, nieuw leven.
Vanmorgen aan de ontbijttafel ging het over het bericht van de wijnboeren in Frankrijk, die door een ziekte hun wijnstokken moeten verbranden. Ook in het Evangelie hoort u straks over ranken die niet deugen. Maar boven onze viering staat vandaag de verbondenheid!
Het staat niet vermeld op uw boekje, maar het is vandaag ook de zondag van de oosterse kerken. Dan denken we aan de kerk van Oekraïne, maar ook van de Palestijnse Christenen en ook aan Gaza. Maar je merkt, wij merken, dat het moeilijk is om niet met hen verbonden te zijn. Maar die kan zomaar worden uitgelegd als het kiezen van de één tegen de ander. En zo worden mensen, volken, uit elkaar gespeeld. We naderen 4 mei en u kunt in alle media vernemen dat die avond van gedenken, van stilte de gemoederen bezig houdt, dat er extra veiligheidsmaatregelen worden genomen en het dreigingsniveau stijgt.
Maar alles, alle relatie begint met: mens, wie ben je, begint met sámen, begint met: wat kan ik voor je doen. In onze bibliotheek staat het recent verschenen boek “De leegte voorbij”, op zoek naar nieuwe verbondenheid met bijdragen van allerlei meer of minder bekende, maar bezorgde, Nederlanders. Over het zoeken naar, of de noodzaak van een nieuw narratief.
Vandaag klinkt Jezus’ laatste “Ik ben” woord: ik ben de ware wijnstok. Een diepe symbolische betekenis, een relatiewoord en nieuwe verbondenheid. Durven we die aan? Met hem en elkaar?
Overweging
1 Aan de warme westmuur van ons huis Mariëngaard staat een druif. Een wijnstok met ranken. Vrijwilliger Harmen, een goede hovenier met liefde voor planten houdt die bij. Als er in de zomer teveel blad is, knipt hij de overtollige weg zodat de druiventrossen voldoende licht en warmte krijgen en kunnen rijpen tot zoete vruchten. In de late herfst heeft hij de ranken gesnoeid. Snoeien doet groeien. Maar ik keek dit voorjaar regelmatig met schrik, hoe het eruit zag. Geen teken van leven…Maar Harmen weet wat hij doet! Sterke en glanzende knoppen zijn er inmiddels verschenen, dicht op het hout van de wortelstok.
2 Jezus’ taal is concreet, de omliggende natuur als beeld van ons leven, heel dichtbij en begrijpelijk. Ik Ben de wijnstok en jullie de ranken. Dat moeten sterke ranken worden die de vruchten van het leven kunnen dragen en voeden. En dit wijnstokwoord komt niet uit het niets.
Jezus zit, in dit 15e hoofdstuk, te midden van zijn leerlingen, op de vooravond van zijn lijden en sterven. En Hij spreekt zich tegen zijn vrienden helemaal en zonder voorbehoud uit, zonder terughoudendheid. Hij kan hen straks niet langer fysiek nabij beschermen. Hij laat hen ten volle zien wie Hij is, één in liefde met de Eeuwige die wij God noemen, één met hen, met ons. Ook wij zijn hier immers samen rond zijn Tafel als een vertrouwde kring.
3 De wijnstok heeft oude papieren. In ons koorgebed zingen we regelmatig Psalm 80 en u misschien thuis uit de Bijbel of als u de getijden volgt.
“U groef toch met uw eigen handen, God, de wijnstok los uit Egypte, Het stekje dat U plantte”, Om bevrijd te worden van slavernij en tot wasdom te mogen komen, in goede aarde.
4 De wijnstok geeft leven aan de ranken, voor elke rank voldoet de kracht van de sapstroom. De Wijnstok Christus geeft heel zijn sapstroom, zijn liefde en leven aan ons. Wij proberen die liefde te ontvangen, ervoor open te staan, om door te kunnen geven in ons dagelijkse leven.
5 Afgelopen vrijdag was ik in West Brabant, in Steenbergen, voor de “Lintjesregen”. Maar liefst 22 vrouwen en mannen, onder wie mijn broer, ontvingen uit de handen van de burgemeester een Koninklijke onderscheiding. In een samenleving die soms wordt ervaren als ( negatief) versplinterd, leeg, naar het boek dat ik zojuist noemde, individualistisch stonden hier 22 mensen, die “klompjes goud” werden genoemd. Die alles wat ze aan talent maar vooral verantwoordelijkheid en bewogenheid in zich hebben, inzetten op allerlei terreinen, kinderen en sport, cultuur, jeugd, religie. Soms iets dat hen bijna boven het hoofd groeide, maar klein is begonnen: Er wordt een echtpaar naar voor geroepen. Ze komen hand in hand, beduusd, maar rustig.
6 Al tientallen jaren trekken ze rond met een bus, naar een andere stad dan waar zij wonen. Een bus die hoop brengt, vol goederen op allerlei gebied, alles waar nood aan is. Voeding, kleding, huisraad. En ze weten wie het hard nodig heeft. Als een vader en moeder staan ze heel dicht bij mensen die de instanties niet weten te vinden. Zich vaak schamen. terwijl het iedereen kan overkomen! De aanbevelingen voor hun onderscheiding logen er niet om. Hoe het begon? Ze kochten op een straathoek een daklozenkrant. Velen waren de man al voorbij gelopen. Ze maakten een praatje. Sta je hier vaak, hoe lang doe je dit al. Hoe gaat het met je. Hoe ben je dit gaan doen. Die ene vraag zette alles in gang. Die ene vraag kieperde het leven van die mens ten goede om. Die ene vraag, aan zovelen intussen, bracht een versplinterd gezin weer bij elkaar.
Hun levensoriëntatie werd een levensvervulling voor veel mensen: je bent niet alleen, je wordt gezien, je mag er zijn…. Ze kregen beide een onderscheiding.
7 Ik kom even terug op het boek: “de leegte voorbij”: is het zoeken naar een gedeeld verhaal nog mogelijk, wat zijn de waarden die ons verbinden. Ook in een geseculariseerde samenleving.
Jezus zegt: ik ben de WARE wijnstok. De betekenis ervan is: waarachtig zijn, betrouwbaar, oprecht. Dat je woord en daad overeenkomen. Laten we dat proberen, als ranken aan dezelfde stam. We ben je, hoe gaat het met je, kan ik iets voor je doen….
Bijna aan het eind van de bundel gezangen voor liturgie staat een prachtig lied. Ik lees enkele regels:
Zoals een moeder zorgt voor kinderen haar toevertrouwd en waarborgt dat zij leven
Zo werkt een God van Liefde en geen uur verflauwt zijn vuur Een waterval van Licht van vreugde en gerede hoop
Moge dat zo zijn.