In het evangelie van vandaag – een deel uit Jezus’ afscheidsrede uit het Johannesevangelie – horen we hoe Jezus met het oog op zijn naderende dood zijn zorg uitspreekt voor wie hij achterlaat.
Zorg die herkenbaar is bij ouders die met liefde een gezin hebben gesticht en die voelen dat hun tijd gekomen is. Wie weet dat zijn taak volbracht is, en met vertrouwen de eigen toekomst over de dood heen tegemoet ziet, heeft vooral zorg om degenen die hij los moet laten, over de toekomst van hen die zonder hem verder moeten in het leven. Dat die gemeenschap, dat gezin, niet uit elkaar valt maar doorgaat op basis van de liefde die hen is voorgeleefd, en de normen en waarden die zij hebben meegekregen.
Maar zoals kinderen in één gezin onderling sterk kunnen verschillen, zo geldt dat ook voor de volgelingen van Jezus. Wanneer hij zelf niet meer fysiek aanwezig is, moet er een bindende kracht zijn die de eenheid in de verscheidenheid bewaart.
Die kracht zegt Jezus zijn leerlingen vandaag toe. AIs hij heen gaat, laat hij hen niet verweesd achter, maar zal hij hen een Helper sturen, de Geest van de waarheid, de Parakleet.
Voorwaarde voor de komst van die Helper is wel het onderhouden van Jezus’ geboden. En de voornaamste geboden die hij hen heeft meegegeven zijn de liefde tot hem en zijn Vader en het bewaren van de onderlinge liefde. Dan – in het liefdevolle samenzijn van de gemeente in Jezus’ naam – komt hij zelf aanwezig. Jezus leeft niet alleen door bij zijn Vader, maar ook in de gemeente, en in elk van de leden. Zij belichamen zijn geest en vormen samen het lichaam van Christus. Zij worden gesterkt en begeesterd om naar buiten te treden – ecclesia – en zijn boodschap op aanstekelijke wijze handen en voeten te geven.
In de eerste lezing van vandaag uit de Handelingen van de Apostelen, ook wel het ‘evangelie van de Geest’ genoemd, hoorden we hoe het er in de praktijk van de jonge christengemeente aan toeging.
Al snel is er een taakverdeling zichtbaar. De apostelen verkondigen het woord, en anderen, de diakenen, richten zich meer op verschillende aspecten van concrete hulp.
Maar daar wordt niet statisch mee omgegaan. Waar aanpassing nodig is aan de behoeften van de plaatselijke gemeente, is daar ruimte voor.
Zo gaat dat ook met diaken Filippus, die wanneer de christenvervolgingen daar aanleiding toe geven, zijn aandacht voor het sociaal-maatschappelijk werk onder de Helleense weduwen verplaatst naar de verkondiging van de Blijde Boodschap in Samaria. Zonder strakke regie van bovenaf vinden verschuivingen in de taakverdeling plaats en dat blijkt ten goede te komen aan de groei van de gemeente.
Die ruimte is later fors ingeperkt, maar de signalen die we tot nu toe van paus Franciscus opvingen, lijken te duiden op een zekere gevoeligheid voor wat er hier en nu op plaatselijk niveau in de kerk gebeurt.
Dat voedt de hoop dat verscheidenheid niet langer als bedreigend wordt gezien maar juist als een wezenlijk aspect van het samen kerk zijn, dat nodig is om de Geest vrij te kunnen doen waaien.
De Heilige Geest is geen hokjesgeest, die mensen onderling verdeelt en wegstopt in hokjes, in een beperkte ruimte zonder vrijheid van denken en handelen.
De mensen die door het woord van Filippus tot geloof in Jezus waren gekomen en door hem waren gedoopt, ontvingen later ook de heilige Geest.
Waarmee ook de opdracht die Jezus zijn leerlingen gaf en zijn bezieling, op hen overgaat. En zo gaat het tot op de dag van vandaag. Bij de houding van dienstbaarheid en gerichtheid op het welzijn van anderen die daarbij hoort, staat niet het eigen zelf centraal, maar de ander.
En dat is in onze tijd hard nodig. Onze tijd die sinds 2013 een Selfie-tijd’ lijkt geworden.
Zo’n zelfportret, uitgegroeid tot een hype en tot een gewoonte… dat zegt iets over de ik-gerichtheid die steeds dominanter lijkt geworden…
Mag de komst van de Geest ons weer herinneren aan wat Jezus voor ogen had: een gemeenschap waar mensen elkaar gelukkig maken.