Stil zitten ze daar aan tafel. Moeder Mirjam zo’n beetje in het midden met haar dochter Petra, en haar drie zoons: Jacob, Flip en Tom. Het is alweer een maand geleden dat ze hun vader begraven hebben. In een mooie dienst zochten en vonden zij woorden om afscheid te nemen, na (zoals ze dat zeggen, een kort ziekbed). Het is allemaal als in een film voorbijgegaan. Vandaag komen ze als kinderen bij elkaar om samen te praten over het afscheid, over hun wijze vader en liefhebbende man.
En zo zitten ze samen in de woonkamer, zo vertrouwd en zo eigen. En ze praten over de kleinkinderen, over de zwemles, over school, over … ja overal over behalve over opa en hun eigen verdriet. Het is moeilijk woorden te vinden voor iets dat zo diep raakt als het sterven van een dierbare. Even een snik van Petra en een paar tranen van moeder. Dat maakt het gesprek wat meer open. En zo komen ze te spreken over opa, hun vader. Ze spreken over zijn open karakter, over de vele vrienden en kennissen die hij heeft. Hij staat nooit alleen bij het voetbalveld, altijd zien ze hem met vele anderen. Er komen veel verhalen los.
Zo ging het die leerlingen van Jezus ook. Nadat ze echt hebben ervaren dat Jezus er niet meer is, zoeken ze elkaar weer op: Jacobus, Filippus Thomas, Petrus en Maria. Als teken van hoop en geloof, want als er geen hoop is, kun je beter teruggaan naar het oude. Nee, ze geloven er nog in. In gebed proberen ze dat duidelijk te maken. In gesprek samen in de Bovenzaal komen ze tot woorden die aangeven hoe hun relatie met Jezus gestalte krijgt. In het evangelie zien we dat Jezus iets dergelijks doet. Hij spreekt over de verhoudingen tussen God en hemzelf, over hemzelf en de leerlingen.
De woorden ‘MIJ’ en ‘GIJ’ staan veelvuldig in de tekst, als waren ze vastgekoppeld aan elkaar. Jij kunt niet zonder mij en ik kan niet zonder jou. Wij kunnen niet zonder God. Jezus probeert zo het moeilijke van het afscheid kleiner te maken; in begrijpelijke taak weer te geven. Maar het blijft een moeilijk geheel. Het gaat over eeuwig leven schenken, over gezonden worden, over de boodschap, over in de wereld zijn.
Maar ook die woorden zijn praktisch niet te vatten. Daarom zal de geest komen, de geest van waarheid. Met Pinksteren zullen we vieren dat we de geest ontvangen hebben. Maar nu is het allemaal nog in nevelen gehuld. Wat er gezegd wordt is nauwelijks te begrijpen. Waarom ze zo bij elkaar zitten, dat is wel duidelijk. Ze willen weten en ervaren hoe het nu zal zijn. Met de fysieke Jezus kon je praten, samen bidden, samen op tocht gaan. Maar hoe zit dat met de geest.
De leerlingen, en ook wij, zullen ervaren dat de geest er altijd zal zijn, als trooster en helper. Ook de geest zal mee op reis gaan, zal een relatie kleuren, zal me troosten en helpen. In de week die we voor de boeg hebben kunnen we dat zien. De leegte en het gemis, zoals Mirjam en haar kinderen hebben gemerkt. De leerlingen zullen spreken over brood en vis; over hun relatie met Jezus en met zijn geest. Zoals Tom en Jacob eerst over gewoon voetbal spraken en pas later hun verdriet konden tonen.
Het gezin van Mirjam zit zo bij elkaar om elkaar te troosten en te steunen. Ze zullen dat ook met de kleinkinderen doen. Wellicht met andere woorden, verschillende verhalen. Maar ze zullen elkaar verstaan, want het gaat over aller opa, hun allerliefste vader.
De vriendengroep van Jezus zit zo bij elkaar om elkaar te troosten en te bemoedigen. Ze zullen dat ook doen als de ramen en deuren opengaan. Wellicht met andere woorden en verhalen, maar ze zullen elkaar verstaan, want het gaat over Jezus, over God, over liefde als basis voor het leven.