Inleiding

Vandaag vieren we opnieuw een bijzondere zondag, het feest van de H. Drie- eenheid of Drievuldigheid. Op het luisterrijk Pinksterfeest vorige zondag mocht de heilige Geest over ons komen als de opener van onze ziel. De Geest die ons geloofszintuig aanwakkert een duwtje geeft en ons hier vandaag samenbrengt.

Drie- eenheid. In de kunst zijn er talloze afbeeldingen om in een beeld te pogen vatten, waar woorden vaak ontoereikend zijn.
Misschien kent u  nog van die afbeeldingen. De Vader in de hemel, de Zoon aan de rechterhand, de Vogel Geest die zijn stralen naar de aarde reikt. Hemel en aarde die elkaar raken.

Wat vandaag vooral spreekt in de lezingen uit de Bijbel is de bemoediging, en ook en vooral de liefde, die God met ons en ons met elkaar verbindt. Dat we die mogen be- amen. Met warme harten!

Overweging

Op het altaar staat een klein sculptuur. Uit een van onze gastenkamers. Ieder van ons zal er mogelijk iets anders in zien. Het viel mij ineens op, hoe mooi en vandaag passend. Het is van zachte steen, uit één stuk gepolijst. Bogen, die duidelijk bij elkaar horen, verbonden zijn, maar elkaar niet raken en zo elkaar de ruimte geven. Bij de woorden van Vader, Zoon en Geest, klinken vaak en ook in de Bijbel, Hoop, geloof en liefde. Als een ode aan God.

De apostel Paulus wijdt er veel aandacht aan in het dertiende hoofdstuk van de Korintebrief. . Het wordt het Hooglied van de Liefde genoemd. En Paulus zegt erbij: de meest belangrijke is de Liefde. De Liefde geeft ruimte, verbindt, maar beknelt niet! Deze dagen las ik, naar aanleiding van een telefoongesprek, opnieuw een stukje uit het levensverhaal van Elisabeth Kübler- Ross. Wellicht voor u een bekende naam. Ze was Zwitserse, arts en Psychiater en ze is een vrouw van wereldformaat geworden. Haars ondanks trouwens! Wat zij tot stand kon brengen was baanbrekend, vernieuwend: Het heel nabij zijn aan en lezingen houden over terminaal zieke en stervende mensen. Zij haalde het sterven uit de taboesfeer. Door te luisteren, nabij te zijn, stil te zijn en te kijken. De mensen, onder wie vele kinderen, recht in de ogen te zien en niet wegkijken. De ogen vertelden haar wat zij al wisten, dat er geen beterschap meer was. Waar destijds artsen vaak van weg keken in de hoop iets te kunnen doen. Wijze ogen, die allang wisten wat komen zou.
Zij was ervan overtuigd en heeft het gezien aan de ogen, dat ons leven hier enen korte tijdsspanne is. Maar dat er óver de grens een eeuwigheid is, een voortbestaan, een relatie. Anders, maar niet voorbij! En dat wij ons geen zorgen hoeven maken over het hierna….

Maar ik wil iets zeggen over het begin van haar leven, dat zo allesbepalend is geworden voor wat ik net omschreef. ‘Een wurmpje was ik’, schrijft ze, ‘een wurmpje van twee pond…. dat het misschien niet zou halen. Mijn ouders wilden graag een mollig babymeisje…’
maar enkele momenten na haar, Elisabeth, kwamen en nog twee meisjes. Een identieke drieling. Zij net iets sterker dan het eerstgeboren wurmpje.
Ze haalde het, werd een vechtertje, tegen onrecht, tegen het uitsluiten van klasgenootjes. Zij had immers de weg gebaand voor haar zusjes. En zag het als haar taak.
Voor hun belijdenis in de kerk, kregen de meisjes naar gewoonte een Bijbeltekst. Het werden de woorden geloof, hoop en liefde… Elisabeth kreeg het woord liefde “toebedeeld”. Het heeft haar nooit verlaten, het was met haar verbonden, zat als het ware ín haar. In het lazaret in oorlogsgebied als heel jonge vrouw, in het tientallen kilometers lopen naar een ziekenhuis, met honger, maar met een doodziek kind in haar armen, in de hoop op redding.
De liefde, zegt Paulus, is sterker dan de dood. En we weten, met zekerheid- uit ervaring, misschien pas goed wat liefde is, omdat we ook weten wat verdriet is, wat lijden is, en pijn. Dat is ons leven en gaat immers niemands deur voorbij! 

Het is de Liefde, zijn liefde voor de mensen, allen zonder onderscheid,, die Jezus óp het Kruis schenkt aan Maria, zijn moeder en aan de liefste leerling. En hen aan elkaar toevertrouwt. Zoon, zie daar uw moeder, Moeder, zie daar uw Zoon.
Dat zij niet in verlatenheid zouden achterblijven, maar bij elkaar troost en kracht zouden vinden. Al zijn er wonden die hier op aarde niemand kan helen. Jezus gaf zijn levensadem, de Ruach, terug aan zijn Vader. Maar gaf hen die onder het kruis stonden en ook ons, zijn Geest. Het ultieme gebaar van onbaatzuchtige liefde.

De Drie- eenheid, lees ik in een boek van een collega- theoloog, gaat niet over een aantal stellingen maar is een hymne waarin onze liefde zich bergt.
In de liefde die God is van eeuwigheid tot eeuwigheid. En dat blijft een gave van de Geest. En om haar bidden wij en maken met eerbied en aandacht straks, na de zegen, het Kruisteken.

Ook Augustinus wist geen goede raad met het geheim van dit feest. Maar hij schreef er een prachtige lofzang op. Die vindt u in uw boekje om mee te nemen. En we sluiten ermee af:
Wat heb ik lief, wanneer ik u liefheb? Geen schoonheid van een lichaam, geen luister van de tijd, geen lichtglans die mijn aardse ogen lief is, geen heerlijke melodieën van gevarieerd gezang, geen aangename geur van bloemen, reukwerken en specerijen, geen manna en geen honing, geen ledematen die welgevallig zijn aan de omhelzingen van het vlees: deze dingen zijn het niet die ik liefheb, wanneer ik mijn God liefheb.

En niettemin heb ik zo iets als een licht lief, zo iets als een stemgeluid, zo iets als een geur, zo iets als een spijs en zo iets als een omhelzing, wanneer ik mijn God liefheb, die licht is en stemgeluid en geur en spijs en omhelzing van mijn innerlijke mens, daar waar voor mijn ziel die lichtglans fonkelt, die door geen plaats bevat wordt, daar waar die klank weerklinkt, die door geen tijd wordt weggerukt, daar waar die geur hangt, die door geen wind verstrooid wordt, daar waar die smaak bestaat, die door geen gretig eten wordt verminderd, daar waar die omhelzing wordt gegeven, die door geen verzadiging losraakt.

Dat is het wat ik liefheb, wanneer ik mijn God liefheb.
Ubi caritas en amor….

Augustinus Confessiones X,6,8 (vert. Wijdeveld)